In 1983-84 was de integrale Hinderwetvergunning die RNR in 1962 had aangevraagd en verkregen - zie DEZE pagina - volkomen verouderd en hard toe aan revisie. Dat was niet omdat het bedrijf in de periode 1962-1983 veel aan de bedrijfsuitrusting had gedaan. Helemaal niet. Men werkte nog steeds volkomen op de jaren-1960 manier, met de jaren-1960 bedrijfsuitrusting.
Nee, de oorzaak van de veroudering van de Hinderwetvergunning lag aan de andere kant. In de jaren 1970 brak het milieubewustzijn door, ook in Overheidskringen. Dat resulteerde in talloze nieuwe regels en voorschriften voor het bedrijfsleven. Daar zijn heel wat (oudere) bedrijven aan te gronde gegaan .... zo ook RNR.
Op deze pagina beschrijf ik, hoe dit proces verliep, hoe de onderneming de duimschroeven langzaam maar onverbiddelijk kreeg aangedraaid. Tot het bittere einde - onafwendbaar faillissement - toe.
Eind 1983 valt spontaan een schrijven van de gemeente Bergen op Zoom op de mat bij RNR. De gemeente spreekt in het bewuste epistel Rogier Nerincx Richter aan op de noodzaak van een revisie van de Hinderwetvergunning uit 1962. Op de wedervraag van RNR - waarom is revisie nodig? - komt als antwoord van de gemeente: "Aanleiding om tot een gesprek te komen, is gelegen in het feit dat vanwege de Regionale Inspectie Volkshuisvesting is benadrukt dat het noodzakelijk is, om uw bedrijf op milieu-technische aspecten door te lichten".
Zo'n tekst heeft menig bedrijfseigenaar (terechte) schrik aangejaagd. Het was gedaan met de vroegere tolerantie, met een positieve houding jegens bedrijven, met laissez faire en met eigen verantwoordelijkheid van bedrijven. Er moest van Overheidswege van alles tot in de fijnste puntjes geregeld worden - vond men - want je kon ondernemers en bedrijven niet (meer) vertrouwen.
Nu, de Overheid kon je OOK beter maar niet vertrouwen. Dat blijkt wel uit het verhaal dat ik hier ga vertellen. Het was natuurlijk vooral de Rijksoverheid die de boel aanjoeg. De gemeentes stonden veel dichter bij plaatselijke bedrijven en hebben soms de zaak lang kunnen traineren .... zoals Bergen op Zoom dat deed bij RNR.
Terug naar de brief van de gemeente aan RNR. Er was nog een wat cryptische alinea aan toegevoegd: "Het is in uw belang, om zo spoedig mogelijk in overleg te treden om tot actie over te gaan in verband met de afbouw van de ter zake van kracht zijnde subsidie-mogelijkheden per 1 januari 1984." De laatste zinsnede behoeft enige toelichting. In de vroege jaren 1980 was de NEHEM (Nederlandse Herstructureringsmaatschappij) druk bezig met de sanering van de Nederlandse gieterij-wereld. Er werden nogal wat kleine gieterijen gesloten, om de industrie schoner en efficiënter te maken. De sanering ging gepaard met de nodige fusies naast bedrijfssluitingen. Om de zaak wat te oliën kon de NEHEM subsidies en leningen verstrekken aan betrokken bedrijven.
De gemeente Bergen op Zoom werd destijds, betreffende RNR, behoorlijk onder druk gezet vanuit het Ministerie VROM. Dat komt, RNR viel buiten de NEHEM en bij die club vroeg men zich af, of het bedrijf eigenlijk wel levensvatbaar was of - wat mijn eigenlijk bedoelde - wel levensvatbaar mocht zijn. Het is in dit verband nuttig, om even te kijken in een interne notitie van de gemeente:
"Geadviseerd wordt te berichten dat e.e.a. betrekking heeft op de aandrang die wordt uitgeoefend door Inspectie Volksgezondheid (mede op aandrang van Min. van BiZa) om het bedrijf op milieu-technische aspecten door te lichten. Omdat het bedrijf in de loop der jaren nauwelijks aanpassingen heeft aangebracht is de mogelijkheid groot dat thans concurrentie-vervalsend wordt gewerkt omdat niet de hoge kosten zijn gemaakt waartoe andere [lees: door Nehem gesubsidieerde en gesaneerde] gelijksoortige bedrijven wel zijn verplicht."
Met potlood was hieraan nog toegevoegd:
"Overigens dient in de bespreking het aspect concurrentie-vervalsing buiten beschouwing te blijven als zijnd een aspect vreemd aan de belangen welke door de milieu-wetgeving geacht worden te zijn gediend."
Echt vertrouwenwekkend, nietwaar?
Deze notitie werd geschreven na een gesprek tussen de gemeente en twee vertegenwoordigers van het Directoraat-Generaal voor de Milieuhygiëne van het Ministerie VROM. Dat gesprek werd zo samengevat voor de wethouder:
"Voorzichtige opstelling gemeente is geboden. In feite gebruikt het ministerie milieuregels om een herstructurering te bereiken welke in de gieterijsector op economische gronden wenselijk is. RNR zou gieterij moeten sluiten en daarvoor in de plaats zich alleen met verspanende activiteiten bezig houden."
Jawel - het Ministerie weet wat goed voor U is!
Waarom nam de NEHEM nu juist RNR op de korrel? De gieterijsector was in de eerste helft van de twintigste eeuw in Bergen op Zoom behoorlijk tot bloei gekomen. Twee grote plaatselijke gieterijen, Asselberghs en De Holland, werden op dat moment al ingrijpend gesaneerd. Ze verkeerden in grote problemen. In die bedrijven werkten veel meer mensen dan bij het dwergje RNR. Een vrij RNR vormde volgens de herstructueerders een bedreiging voor de Overheidsaanpak .... en moest dus uit de weg worden geruimd. Simple, n'est ce pas? Eerlijk gezegd, ik ken meerdere even onthutsende voorbeelden van dergelijke Regelmania .... De jaren tachtig stonden bol van megalomane Overheids-industriepolitiek en -industriebeleid. De Overheid heeft daarin jammerlijk gefaald. Ten koste van vele bedrijven en hun werknemers. Dat falen is altijd straffeloos gebleven ....
Medio januari 1984 licht de gemeente op het kantoor van RNR de zaak toe. Op verzoek van de onderneming is de wethouder hierbij aanwezig. In het gesprek laat de wethouder doorschemeren dat de druk afkomstig is uit de hoek van herstructureerders. De directie van RNR is niet werkelijk verbaasd. De NEHEM vroeg de onderneming al in 1974 om mee te doen aan de herstructurering. Er werd toen al gelijk bijverteld, dat RNR dan gesloten zou worden. Uit sociaal oogpunt achtte de directie dit ongewenst; bovendien was toen het bedrijf (nog) rendabel. Waarom dan sluiten? Dus besloot RNR NIET mee te doen .... en dat brak ze nu op.
In 1984 lag de zaak voor RNR anders dan in 1977. De subsidies die de NEHEM aan de enkele door haar uitverkoren gieterijen verstrekte, hadden de concurrentieverhoudingen drastisch veranderd. In 1984 was RNR beslist niet meer rendabel. Het geld ontbrak eenvoudigweg om (alsnog) flink te investeren in milieu-maatregelen .... Zouden die maatregelen worden afgedwongen, dan zou het bedrijf gelijk wel kunnen sluiten. De directie weigerde dat nog immer pertinent, er werken immers 65 man bij RNR? Sociaal onverantwoord!
Van de zijde van de gemeente wordt erop gewezen, dat er op korte termijn een forse verzwaring van de milieu-eisen voor gieterijen af zal komen (AMvB's in 1985 en 1986). En dat het zowel voor de gemeente als voor RNR (op den duur) onmogelijk zal zijn, zich blijvend aan die voorschriften te onttrekken. Het wordt niet gezegd, maar duidelijk is wel, dat de betrokken Ministeries noch de door NEHEM gekoesterde concurrenten zich daarbij zouden neerleggen. Daarbij staan zij dan in hun recht.
Overigens zal de herstructurering van de (Nederlandse) gieterijwereld en de bemoeienis van de NEHEM daarmee per 1-1-1985 aflopen. Vanaf dat moment moeten de gesaneerde bedrijven zelf de broek ophouden. Zou dit wellicht een rol hebben kunnen spelen bij de (indirecte) druk die de NEHEM zo ineens op RNR uitoefent?
Er rest RNR niets dan meewerken en een aanvraag voor een nieuwe integrale Hinderwetvergunning inclusief de voorziene milieuvoorschriften uit te werken. Ik heb op DEZE pagina de (concept-) aanvraag uitgebreid onder de loep genomen. Uit dit concept blijkt inmiskenbaar dat het bedrijf dan - in alle opzichten - totaal achterlijk is (in vergelijking met de (met hoge kosten gesaneerde) moderne concurrenten vlak naast de deur.
De gemeente legt RNR's concept naar het Ministerie VROM. Het rapport van die bespreking is onversneden Kafka:
In de afgelopen jaren is de gieterij-wereld geherstructureerd en voor het grootste gedeelte georganiseerd in de NEHEM. Om de gieterij-wereld concurrerend te maken en te houden met c.q. ten opzichte van het buitenland, was innovatie een vereiste. Door de overheid zijn in samenwerking met de bedrijfstak voorschriften opgesteld volgens welke een gieterij werkzaam moet zijn. Hierin zijn ook milieutechnische maatregelen opgenomen. De in de NEHEM georganiseerde gieterijen hebben al dan niet met steun van overheidsmiddelen de vereiste maatregelen doorgevoerd. Gieterijen buiten de NEHEM zijn daarin veelal achtergebleven, zoals bijvoorbeeld Rogier Nerincx Richter. Er wordt daar geproduceerd met een sterk verouderd machinepark.
Mede met het oog op (nationale) concurrentie-vervalsing zal de overheid in 1985 bij AMvB aangeven op welke wijze gieterijen milieutechnisch in werking moeten zijn. Daarna worden thans nog als boven-normaal aangemerkte eisen, voortaan als normaal aangemerkt, hetgeen impliceert dat geen gebruik meer gemaakt kan worden van de schadevergoedingsregeling. Tot 1 januari 1985 zijn nog beperkte middelen aanwezig voor schadevergoeding. Een andere pot waaruit een percentage van de te maken investeringskosten kan worden vergoed is de WIR (maximaal ca. 20%). Achtergrondgedachte bij het verlenen van subsidie is niet alleen het milieutechnisch verbeteren van een bedrijf; de levensvatbaarheid speelt eveneens een grote rol. Het geïnvesteerde overheidsgeld moet renderen. Een bedrijf wordt voor een subsidie-beoordeling dus integraal bekeken (technisch, marktsituatie, toekomstvisie). De vanuit de AMvB door te voeren maatregelen bij RNR zullen ten minste 1,5 miljoen kosten.
RNR beweegt zich samen met RMI (Bergen op Zoom) en Versteeg (Giessendam) op de zogenaamde hulpstukkenmarkt, die ze elk voor 1/3 voor hun rekening nemen. In de toekomst wenst RMI ten minste 1/2 in haar bezit te krijgen. De verwachting is dat RMI daartoe in staat is doordat men sterk onder de normale prijs kan werken. Een stuk van de markt zal daarom verloren gaan voor Versteeg en RNR. Het ter compensatie aanboren van nieuwe markten zal voor RNR met de sterk verouderde productiemiddelen zeer moeilijk zijn, evenals het kunnen voldoen aan het gestelde in de AMvB.
Het opkrikken van RNR wordt in 1985 bij wet geëist. Dat de overheid geld in het bedrijf pompt is door de toekomstvisie niet te verwachten. Dat RNR zelf de kosten kan financieren is onwaarschijnlijk. Het voorbereiden van een nieuwe hinderwetaanvrage met het oog op subsidieverlening heeft derhalve weinig zin.
Is er een alternatief? Het Ministerie van VROM brengt het volgende alternatief haar voren. Versteeg en RNR zullen in de toekomst samen maximaal 1/2 van de locale gieterijmarkt in handen hebben. Thans is de situatie zo dat Versteeg reeds een moderne gieterij heeft en RNR beter is ingericht voor de nabewerking van gietstukken [sic]. Een samenwerking tussen de bedrijven waarbij Versteeg het gietwerk doet en RNR zich toelegt op nabewerking is voor RNR milieutechnisch en economisch de meest haalbare oplossing. Om in deze opzet levensvatbaar te zijn zal het machinepark moeten worden gemoderniseerd en zullen ook andere klanten voor RNR moeten worden aangetrokken.
Afspraken: (1) RNR wordt van de situatie op de hoogte gebracht (2) Voorlopig niet verder gaan met de voorbereiding van de Hinderwetaanvrage; beter alternatief plan uitwerken (3) Met de wethouder is afgesproken dat een gesprek georganiseerd wordt tussen de vertegenwoordiger van het Ministerie van VROM, de directeur van RNR, de Wethouder en eventueel de Burgemeester, om na te gaan welke weg bewandeld kan worden.
Zo wordt de toekomst van RNR buiten het bedrijf om bedisseld. Het genoemde alternatieve plan is immers niet meer dan een weer eens opgewarmde versie van het al eerder door het Ministerie VROM geopperde idee, van RNR uitsluitend een machinefabriek te maken. Wanneer je het bedrijf en z'n uitrusting in die periode kent (de jongste metaalbewerkingsmachine is in de vroege jaren 1950 tweedehands middels Marshall-hulp aangschaft) begrijpt: een waanzinnig plan. Nog los van het feit dat in die tijd juist in de sector machinebouw een keiharde koude sanering is ingezet.
Al het werk dat RNR in het voorbereiden van de aanvrage heeft gestopt, is verloren. Het vonnis is uitgesproken. De betrokkene wordt van de uitslag op de hoogte gebracht. Fijn. Wat nu? Ach, voorlopig helemaal niks. De gemeente concentreert zich op andere zaken en RNR blijft op de oude vertrouwde wijze doorproduceren. Van het alternatief van het Ministerie horen we (terecht) nooit meer.
In 1987 verricht de Grontmij op verzoek van RNR een verkennend bodem- en grondwateronderzoek bij het bedrijf. Aanleiding is het advies van de FME om wegens de komende Wet Bodembescherming, de huidige eventuele aanwezige bodemverontreiniging alvast eenduidig in kaart te brengen. Overigens komt het Grontmij-rapport een kleine twee jaar later goed van pas, wanneer RNR een fiks stuk van haar terrein aan de PTT verkoopt. Er komt een nieuw post-voorsorteercentrum op.
Terug naar het Grontmij-onderzoek uit 1987. Er werd een twaalftal putten geboord. De boordiepte was 1-3,5 meter. Dat is niet vreselijk diep voor een bedrijf van 105 jaar oud. Het valt te argumenteren dat de grondgesteldheid in het Bergen op Zoomse diepere verontreiniging uitsluit.
De positie van de putten is natuurlijk van doorslaggevend belang voor de resultaten van het onderzoek. Merkwaardig genoeg wordt nergens in het Grontmij-rapport uitgelegd, waarom nu juist op de gekozen plaatsen is geboord. Zeven van de putten liggen op grond die vòòr begin jaren 1960 niet aan RNR toebehoorde; die grond had tot dat moment een landbouwbestemming. Op een deel van dat terrein stortte RNR na de overgang op waterglas-koolzuurzand en furaanharszand zijn zandafval. Dat deel werd zorgvuldig vermeden bij het plaatsen van de boorputten. Vier van de zeven genoemde boorputten liggen keurig in een ring om deze stortplaats heen.
De overige vijf boorputten liggen eveneens buiten de RNR-gebouwen, niet binnen. Aangezien alle bedrijfsprocessen binnendeurs plaats vinden, is dat geen voor de hand liggende keuze. Put 1 is geplaatst ten westen van het pijpstukken-opstelterrein bij het bunkergebouw. Juist dit stuk is lange tijd nog verhuurd geweest, er lagen moestuinen op. Put 3 ligt aan de oostkop van de bramerij, onder de baan van de loopkraan van het kastenpark. Put 4 ligt aan de westgevel van de machinefabriek, een terrein waar in de jaren 1920 proefopstellingen werden gebouwd, maar dat daarna niet meer als fabriekterrein heeft gediend. Put 7 ligt buiten de oostwand van de nieuwe gieterij, ongeveer bij de zilverzandsilo's. De kernzandbereiding aan de andere kant van de muur ware wellicht interessanter. En put 8 ligt aan de oostkop van de modelmakerij c.a., op de plaats waar voorheen de modelwerkplaats was gelegen. Na de sloop van dit gedeelte van het oude gebouw is de grond daar braak blijven liggen. Er heeft zelfs nooit cokes gelegen .... die lag dichter bij de ovenlift.
De conclusies van het Grontmij-onderzoek wekken al met al geen verbazing. Men treft noch in de grondmengmonsters, noch in de grondwatermonsters verhoogde waarden aan voor de getoetste parameters. Het rapport wordt overhandigd aan de Afdeling Milieu van de gemeente, die het positief beoordeelt. De gemeente zelf heeft in de tussentijd ook een geluidsonderzoek gedaan, dat al evenmin verontrustende resultaten heeft gegeven. Geen vuiltje in de grond dus (?). En er gebeurt verder niets.
In maart 1990 komt er bij de gemeente zowaar een brief binnen van de Inspectie van de Volksgezondheid voor de Hygiëne van het Milieu voor Noord-Brabant. We lezen in deze brief:
"Naar aanleiding van de contacten in 1984 tussen uw gemeente en mijn dienst met betrekking tot de milieuproblematiek bij RNR bericht ik u het volgende. Sindsdien is niets meer vernomen, met name over de door het bedrijf te treffen milieuvoorzieningen. Ook heb ik nooit een revisie-aanvraag ingevolge de Hinderwet ter advisering ontvangen. Ik verzoek u binnen een maand na dagtekening van deze brief mij schriftelijk te informeren over de aard van de genomen milieumaatregelen die door uw toedoen inmiddels bij het bedrijf zijn gerealiseerd. Mochten er bij het bedrijf nog geen acties in deze zijn ondernomen, dan adviseer ik u ten spoedigste het bedrijf te sommeren alsnog de relevante milieuhygiënische voorzieningen te treffen."
Zo'n briefje valt niet makkelijk te negeren en dus neemt de gemeente snel contact op met RNR. Er wordt afgesproken dat RNR een (soort) milieu-aktieplan zal opstellen. Aan de hand van dat plan zullen de knelpunten besproken worden en prioriteiten worden gesteld. Het resultaat van die bespreking gaat dan zo snel mogelijk naar de Inspectie. Het aktieplan wordt gebaseerd op .... de in 1984 geaborteerde aanvraag Hinderwetvergunning. Vooral de verschillen tussen toen en nu (if any) zullen worden benadrukt.
Een verdienstelijke poging, maar zo snel als geëist gaat het niet. Begin 1991 heeft RNR een aangepast concept voor de vergunningsaanvrage klaar voor de gemeente. De Inspectie van de Volksgezondheid etc. is hiervan niet op de hoogte (gebracht) en daarom komt, een maandje later, een medewerker van de Inspectie persoonlijk maar eens polshoogte nemen bij RNR. Hij loopt wat rond en ziet 't een en ander aan problemen; zijn commentaren zijn allemaal niet zo zwaarwegend. Hij is niet ingevoerd in de gieterijwereld en kijkt nogal oppervlakkig. Hij hoort dat er een extern adviesbureau is ingeschakeld en dat er driftig is gewerkt aan een bijgewerkte (en inmiddels in concept ingediende) vergunningsaanvraag ingevolge de Hinderwet. Met zijn rapport gebeurt verder niets.
Pas eind 1991 vindt het gesprek tussen gemeente en RNR over de knelpunten en prioriteiten plaats. De gemeente wordt inmiddels achter de broek gezeten door een recent opgerichte buurtbelangengroep, die stevig klaagt over ondervonden overlast (van onder heel veel meer, RNR). Tot overmaat van ramp heeft de gemeenteraad zelf eind 1989 al besloten, dat per 31 december 1994 een adequaat uitvoeringsniveau van de Hinderwet, de lozingsverordening en het toezicht op de Wet Chemische Afvalstoffen bereikt moet zijn. Met andere woorden, alle Bergense bedrijven moeten op die datum beschikken over een up-to-date vergunning. En dan staat de gemeente betreffende RNR OOK nog onder druk van de Rijksoverheid. Het is tijd geworden om spijkers met koppen te slaan.Het externe adviesbureau heeft verschillende oplossingen voor de bij RNR gesignaleerde milieu-problemen doorgerekend op kosten. De hoogste prioriteit hebben natuurlijk de 2 koepelovens: de huidige wijze van smelten voldoet op geen enkele manier aan de emissie-normen met betrekking tot stof, zwaveldioxide en stikstofoxide.
Er worden drie oplossingen voorgesteld:De laatste oplossing is de beste; het is tevens de duurste (begroot op ƒ 745.000; besparing per jaar geschat op ƒ 143.000). De overige noodzakelijke voorzieningen worden begroot op een verdere ƒ 1.750.000. Het is dan ook een hele waslijst van kleinere en grotere zaken, verspreid over alle afdelingen en over het hele terrein.
Van het slaan van spijkers met koppen komt ook dit keer niets terecht. De directie van RNR is er namelijk van overtuigd, dat het totaal aan investeringen van inmiddels zowat ƒ 2,5 miljoen voor de onderneming niet is op te brengen. De laatste jaren is er flink verlies gemaakt en de accountant acht het aantrekken van middelen van buiten daarom onmogelijk. De eigen middelen zijn te enen male ontoereikend. Anderzijds is verlies van werkgelegenheid onacceptabel. Daarom stelt RNR voor, nog een jaar of zes te wachten met maatregelen en onderwijl te overwegen, het bedrijf (met subsidie) over te plaatsen naar een plaats waar het de omgeving minder zal hinderen. Of misschien beter gezegd, waar de omgeving het bedrijf minder zal hinderen.
Verder overleg medio 1992 tussen de gemeentetop en de RNR-directie leidt niet tot een oplossing. De gemeente doet werkelijk haar best. Er valt alsnog te praten over een termijn van drie jaar; en wellicht kan er nog enige subsidie worden gevonden bij het Ministerie van Economische Zaken? Dat laatste wordt uitgezocht: neen. Tot 1985 konden bedrijven een bijdrage in de kosten krijgen; nu niet meer. En het gaat niet aan, een bedrijf thans dispensatie te verschaffen. Want .... dit geeft valse concurrentie voor andere ijzergieterijen.
De directie van RNR is moegestreden. Zij legt het hoofd definitief in de schoot: het bedrijf gaat dicht en het personeel komt op straat te staan.
Maar zie, nu betreedt echter de Industrie- en Voedingsbond CNV het strijdperk. Zij onderzoeken de mogelijkheid, het bedrijf toch open en het personeel aan het werk te houden. De gemeente waarschuwt dat er zo snel mogelijk een adequate Hinderwetvergunning moet komen. Lukt dat niet, dan wordt het bedrijf onverbiddelijk gesloten. De termijn waarbinnen de milieuzaken absoluut gesaneerd moeten zijn, blijft strikt gehandhaafd op drie jaar.
Begin 1993 is het plan van de bond er. Het blijkt dat er, met financiële steun van de oude directie, het volgende plan is ontwikkeld. Er wordt een nieuwe BV opgericht, die bestuurd zal worden door een stichting. Op korte termijn wordt een manager aangetrokken die de definitieve keuzes nader zal moeten invullen. In het reddingsplan is tevens een investeringsplan opgenomen om (op termijn) tot een moderne milieuhygiënisch verantwoorde bedrijfsvoering te komen. Aangenomen wordt, dat het bedrijf op de huidige locatie blijft gevestigd, waarvoor tevens nieuwbouwplannen zullen worden uitgewerkt. De vakbond meldt dat het reddingsplan gepaard zal gaan met een verlies van 10-15 plaatsen. Voor de betrokken mensen is een sociaal plan opgesteld.
De gemeente eist, dat er zo snel mogelijk maar uiterlijk op 1 mei 1993 een adequate aanvraag Hinderwetvergunning is ingediend, inclusief het plan van aanpak. Overigens wordt per 1 maart 1993 de Wet Milieubeheer van kracht, ter vervanging van de oude Hinderwet. De nieuwe aanvrage zal dus binnen dat kader moeten plaatsvinden.
De nieuw aangestelde directeur schrijft een maand voor de genoemde vervaldatum aan B&W:
"Ondertekening overdrachtsacte 30 maart 1993; nieuwbouw smeltbedrijf met een electro-oven in 1994-1995; een nieuwe vormlijn voor chemisch gebonden zand in 1996."
Met dit ambitieuze programma zouden dan de emissie van as, koolmonoxide, kooldioxide, zwaveloxide en stikstofoxiden nagenoeg wegvallen; en de afvoer van gebruikt zand gehalveerd kunnen worden. De inderhaast geformuleerde vergunningsaanvraag komt drie maanden later bij de gemeente binnen, twee maanden te laat maar desalniettemin een formidabele prestatie. In juni 1994 geeft de gemeente de zo nodige nieuwe vergunning af, met strikte voorwaarden betreffende de tijdstippen waarop de oude installaties vervangen moeten zijn.
Van de verplichte investeringen komt vanzelfsprekend niets terecht. Tot 1999 sukkelt RNR door op de oude voet, met steeds slechter resultaten .... Het einde is onafwendbaar geworden; medio 1999 vraagt de directie van de BV het faillissement aan.
Het milieuprobleem is nu definitief opgelost. Toch?