Als je in een van de onderstaande "thumbnail"-tekeningen links-klikt, dan opent zich die tekening in een apart tabblad op groot formaat. De bestanden zijn meerdere MB groot, dus het openen kan even duren. Je kunt deze grote tekening scrollen om alle details te zien. Ben je klaar met een tekening, sluit dan het tabblad.
Rechtsklikken in de "thumbnail"-tekeningen geeft de mogelijkheid ze te downloaden of on-line te openen in je eigen grafisch programma.
Plattegrond met de stramienlijnen; een dwarsdoorsnede
Noordkop. gezien naar het westen
Noordkop: buitenmuren
Noordkop: muren, kolommen en liggers
Noordkop: gordingen
Noordkop: bovenaanzicht dak
Zuidkop: buitenmuren
Zuidkop: muren, kolommen en spanten
Zuidkop: gordingen
Zuidkop: bovenaanzicht dak
De bouwgeschiedenis van de gieterij is relatief eenvoudig. Het hele gebouw werd immers in 1916 in één keer ontworpen en gefabriceerd. Overigens werd het ijzerwerk pas in 1923 gemonteerd; en dan ook nog op een andere plaats dan oorspronkelijk gedacht.
In verband met ondertussen ietwat veranderde inzichten werd de constructie voor de opbouw in 1923 wel enigszins aangepast. Zo moest bijvoorbeeld het dak van het ovenhuis, wegens de keus voor grotere koepelovens, ruim een meter hoger gelegd worden. De voorzieningen voor het opvoeren van de ovenbeschikking (cokes en ijzer) werden flink gewijzigd. Ook werd de indeling van het gebouw veranderd.
Deze modificaties leidden tot hier en daar onlogische detailconstructies. Per slot van rekening was al het ijzerwerk al volgens het oorspronkelijk ontwerp gefabriceerd. Dat moest zoveel mogelijk gebruikt worden. De aanpassingen waren overall niet zó ingrijpend, dat het geheel eronder leed. De gieterij werd een mooi, doelmatig en soliede gebouw, helemaal opgetrokken in staalconstructie.
Merkwaardig genoeg werden er in de wanden nergens kruisen toegepast: geen staand stabiliteitsverband te bekennen. Men ging er kennelijk van uit, dat de portalen in het gebouw (vakwerk-kolommen en rechte vakwerkliggers met H/L van 1:10) als ingeklemd in de fundering mochten worden beschouwd. De funderingsblokken van de hoofdkolommen maten dan ook 2 bij 2 meter aan de voet. Maar toch .... Er liep (op 6 meter hoogte) wél een 10-tons kraan in het gebouw! Nu moet bedacht worden, dat een gieterijkraan meestal langzaam rijdt, anders spat het vloeibaar gietijzer alle kanten op. De versnellings- en vertragingskrachten zijn dus gering, heel wat kleiner bijvoorbeeld dan bij een snellopende kraan in een constructiewerkplaats.
Het hele gieterijgebouw bestond uit een hoge hoofdbeuk en twee lagere zijbeuken. Het was opgetrokken in staalconstructie, met halfsteens-metselwerk vakwerk-wanden. Het werd ruim voorzien van vaste ramen en - bovenin - tuimelramen, met grote ruiten van draadglas (gewapend glas) in dunne stalen roeden. Op het dak stonden flinke lichtstraten met open ventílatiekappen. Zo werd niet alleen gezorgd voor een goede lichttoetreding in het gebouw, maar ook voor een adequate afvoer van warmte en bij het gieten vrijkomende gassen.
De hoofdbeuk telde twee rijen van elk zes vakwerk-kolommen: C-2 tot C-7 respectievelijk D-2 tot D-7, met daartussen simpele vakwerk-wanden van stijlen (INP-16's) en regels (liggende INP-16's bij metselwerk en liggende UNP-16's bij ramen).
De zuidelijke kopgevel (stramienlíjn 1) was een afzonderlijke, zelfdragende vakwerk-wand, bestaande uit zware profielkolommen (ruggelings gekoppelde UNP-18's), stijlen (enkele INP 18's) en regels (liggende INP-18's, boven de schuifdeuren voorzien van een staand op het lijf geklonken UNP).
De noordelijke kopwand werd gevormd door de hoofdkolommen C-7 en D-7, waartussen een secundair vakwerk van stijlen (INP-16's) en regels (liggende INP/UNP-16's) was opgebouwd.
De onderste muurvakken van de buitenwanden waren (op de deuropeningen na) stuk voor stuk ingevuld met halfsteens metselwerk, steeds met een eigen rollaag onder de bovenregel. Van de bovenste muurvakken waren enkele ingevuld met halfsteens metselwerk, de overige waren voorzien van ramen.
De scheiding tussen de hoofdbeuk en de zijbeuk was in de de traveeën 2-7 geheel open gehouden, om vrije doorgang tussen de verschillende afdelingen te verkrijgen. In travee 1-2 resteerde onder het bordes nog een wand van het oorspronkelijk ovenhuis. De bovenstrook van de zijwand, boven het dak van de zijbeuk, was geheel met ramen ingevuld.
Aan de voet maten de hoofdkolommen 100x22 cm. Tot kraanbaanhoogte (6 meter) waren ze opgebouwd uit vier gelijkzijdige hoekstalen, aan de naar buiten gekeerde zijde gekoppeld met opgeklonken vierkante schetsplaten en aan de binnenzijde met één doorgaande plaat. In de zijvlakken zes diagonalen, zigzaggend. De kolomvoet was geheel uit platen en hoekstalen geklonken. Hier bovenop steunden de kraanbaanliggers van de 10-tons kraan. De kraanbaan liep van stramienlijn 2 tot stramienlijn 7, met andere woorden, van de binnenwand van het ovenhuis tot in de poetserij. In de muur op stramienlijn 6 was natuurlijk een voldoend ruime opening uitgespaard voor de kraan en de onderhangende last. De kraanrails werden gedragen door flauw-trapeziumvormige (buikige) liggers. Dit waren vollewand I-liggers, opgebouwd uit een staande lijfplaat, vier randhoekstalen en twee tot vier randplaten. De lijfplaten werden in het midden tegen plooien beveiligd door drie paren aan weerszijden opgeklonken verticale hoekstaaltjes. Elke kraanbaanligger werd met een stel horizontale zigzag-diagonaaltjes zijdelings afgesteund op een regel - een enkel hoekstaal - in de zijwand. Het hoekstaal was zo licht, dat het maar de vraag is wie wie steunde: de wand de kraanbaan of de kraanbaan de wand?
In de oorspronkelijke bouwplannen was de 10-tons kraanbaan ook buiten het gieteríjgebouw doorgetrokken. In de noordelijke kopwand was daartoe boven de kraanbaan een opening uitgespaard, waardoor de kraan naar buiten gereden kon worden. Helaas was het op de plaats waar de gíeterij uiteindelijk werd opgebouwd, onmogelijk om van deze faciliteit gebruik te maken. Vlak naast de gíeterij stond namelijk een vrij nieuw pand (gebouwd 1915 met uitbreiding 1920) van de voormalige “Helmat”. Het was zonde om dat af te breken! De opening voor de kraan in de noordwand werd afgesloten met draadglasramen. Er kwamen zelfs nog twee tuimelramen in.
Oorspronkelijk zaten er midden in de noordwand ook twee hoge stalen schuifdeuren. Die dienden hier geen enkel doel, want ze kwamen uit op een aan alle zijden afgesloten binnenplaatsje! Maar ja, ze zaten nu eenmaal in de originele constructie en het was waarschijnlijk goedkoper om de deuren (hoewel onbruikbaar) maar te laten zitten. Ze verdwenen pas in 1957, toen de hokjes voor de gloeioven werden neergezet.
Links tegen de noordelijke kopwand zat nog een klein driehoeksbokje. Dit qas een overblijfsel van de oude kopwand-constructie. Oorspronkelijk stonden er twee, symmetrisch ten opzichte van de hartlijn van de hoofdbeuk. Het tweede bokje verdween in 1957, omdat het de te bouwen gloeioven-ruimte in de weg stond. De twee bokjes verstíjfden de kopwand ter weerszijden van de schuifdeuren. Met een buiten het gebouw doorgetrokken kraanbaan was het immers onmogelijk om boven de schuifdeuren een doorlopende latei te monteren. Per slot van rekening moest niet alleen de loopkraan zelf, maar óók de onder de kraan hangende last (door de opengeschoven deuren) naar buiten gebracht kunnen worden! Zonder doorlopende latei waren de onderschotten van de kopwand echter nogal wankel. En die moesten dan de schuifdeuren geleiden! De twee bokjes brachten uitkomst.
De hoofdkolommen liepen boven de kraanbaan tot aan het dakvlak door. Ze waren hier veel slanker, slechts 22 cm vierkant aan de top. De twee rughoekstalen van een kolom liepen recht door, maar aan de kraanbaanzijde sprong hij in, met licht geknikte voorrandijzers. De dakspanten sloten direct op het rechte stuk van de kolomtop aan. Ondanks de relatief hoge dakbelasting ten gevolge van de brede en hoge lichtstraten hadden de dakspanten een hoogte van niet meer dan 1,5 meter. Met een H/L-verhouding van 1:10 waren ze keurig slank.
De daken van de gíeterij waren vlak en gedekt met Bimsbeton-cassettes, zodat de gordingen, staande I-balkjes, vrij ver uit elkaar gelegd konden worden. In de travee 6-7 waren tussen de gordingen winddiagonalen uit enkele hoekstalen opgenomen. De lichtstraten in het gieterijgebouw liepen evenwijdig aan de gordingen. Ter plaatse waren tussen de gordingen dwarse trekstangen aangebracht, om de zijdelingse belasting van de schuine glasplaten op te nemen. Aan de koppen van de lichtstraten vond je bovendien nog schoorstangen onder 45°.
In het ovenhuis, travee C-D/1-2, moest het dak ongeveer 1 meter hoger worden gelegd dan eerst was voorzien. In het oorspronkelijke ontwerp had het gebouw een rechtdoorlopend dak, nu moest er een trapje in komen. De gerealiseerde oplossing verdiende bepaald geen schoonheidsprijs. De zuidelijke kopwand (stramienlijn 1) kreeg bovenop de topregel een soort zigzag-spant. Dit was met 1 meter hoogte bij 15 meter wijdte natuurlijk te laag om zelfdragend te zijn. Het merkwaardige vierkante veldje in het midden van het spant zou trouwens in een zelfdragende ligger absoluut ontoelaatbaar geweest zijn.
Neen, met de gekozen constructie werden de bestaande kolommen gewoon verlengd door losse oplengers. De diagonaaltjes dienden simpelweg als schoren in het muurvlak. Haaks op het muurvlak, dus in de lengterichting van het gebouw, waren er echter géén schoren. Dat werd dus een tamelijk slap topgeveltje! En dat met een kraanbaan in de lengterichting van het gebouw. Op stramienlijn 2 was de modificatie al evenmin fraai. Hier werden de losse oplengers op het bestaande dakspant gezet en aan de top verbonden door een nieuwe bovenrand. De helft van de oplengers werd afgeschoord aan de gordingen, dus in de langsrichting van het gebouw. Haaks daarop werden ze echter niet geschoord. De overige oplengers bleven helemaal ongeschoord.
Erg overtuigend was het allemaal niet Weliswaar werd nog een poging ondernomen, het verhoogde dak te verstijven met twee stel dwars geplaatste V-diagonalen en een kruis tussen de gordingen, maar hiermee werden de problemen helaas niet opgelost. De V-diagonalen grepen namelijk aan in het midden van de zij-topregels van travee 1-2 en die waren zijdelings onvoldoende stijf om het geheel te stabiliseren. Ook de diagonalen en het kruis tussen de gordingen in travee 2-3 konden het probleem niet verhelpen, want die lagen in het lagere dakvlak. Tot overmaat van ramp draaide in dit knullig ondersteunde verhoogde dak een zware axiaalventilator voor de afzuiging van het ovenhuis. Elk tikkeltje onbalans in de waaier hiervan leidde onherroepelijk tot horizontale vibraties in het dak.
Toen in 1977 de koepelovens werden vervangen door een trommeloven, moest er aan de zuidelijke kopwand van het hoofdgebouw het een en ander worden gewijzigd. Bij het maken van de doorbraak voor het rookkanaal van de nieuwe oven naar de buiten opgestelde schoorsteen werden de in de weg staande kolommen en regels van de gevel simpelweg afgebrand. Er werden, om het verband te herstellen, wel enkele nieuwe balken tegen de bestaande gelast. Onder de doorbraak van het rookkanaal werd zowaar een diagonaal in de kopwand aangebracht. Op de bijbehorende tekening was zelfs een heel kruis aangegeven, maar de tweede diagonaal hiervan bleek precies voor een (vergeten) deuropening uit te komen - hij werd daarom bij nader inzien maar niet gemonteerd.
De constructie van de twee zijbeuken week in essentie niet af van die van de hoofdbeuk.
De zuidelijke kopwand van de zijbeuken (stramienlijn 1) was een zelfdragende vakwerk-wand, met kolommen, stijlen en regels. De kolommen vertoonden enige opvallende trekjes. Kolom A-1 werd samengeklonken uit een INP-14 voor de zijwand (A/1-2) en een UNP-14 voor de kopwand (A-B/1). Kolom B-1 bestond uit drie gekoppelde UNP-14's, twee voor de kopwanden (A-B/1 en B-C/1) en een voor de binnenwand van het magazijn (B/1-2). Kolom C-1 koppelde een UNP-18 van de hoofdbeuk met twee UNP-14's, een voor de kopwand van de zijbeuk (B-C/1) en een voor de binnenwand van het ovenhuis (C/1-2). De tussenstijlen van de zuidelijke kopwand waren alle INP-14's; de tussenregels ook. De topregel was een liggende UNP-14.
Op stramienlijn A (de lange wand aan de westzijde) stonden bij A-2 tot A-5 vier vakwerk-kolommen. Aan de rugzijde hiervan waren INP-14's geklonken, waarin de muurdelen van de lange wand sloten. Kolom A-6 bestond uit een INP-14 (voor de zijwand-delen) en een UNP-14 (voor de wand tussen de poetseríj en de gieterij). Ko1om A-7, tenslotte, was identiek aan kolom A-1.
De noordelijke kopwand (stramienlijn 7) was meer hybride van bouw. De gevel van de buitenste beuk kreeg het gebruikelijke vakwerk in UNP/INP-14's; maar de gevel van de binnenste beuk was afwijkend van bouw. Oorspronkelijk was namelijk gedacht, ook de 2-tons kraan van deze beuk buiten het gebouw door te trekken - net als de 10-tons kraan in de hoofdbeuk. Ze zouden op stramienlijn C gemeenschappelijke middenpijlers krijgen. Tussen de kraanbaan en het dakspant was over de volle breedte van de kopgevel van de binnenste zijbeuk een opening gehouden, waardoor de kraan naar buiten kon rijden. Midden daaronder: twee hoge schuifdeuren. Natuurlijk kon ook deze kraanbaan op deze locatie niet doorgetrokken worden.
Daarom werd het gat in de gevel dichtgemaakt (met verzinkt golfplaat) en werden de deuren dichtgemetseld (waarbij zelfs keurig een groot raam werd ingevoegd). Opvallend in deze wand was kolom B-7. Je zou hier, gezien het geplande doortrekken van de kraanbaan, een flinke vakwerk-kolom verwacht hebben; er stond in werkelijkheid een licht geval van twee ruggelings met schetsplaten open gekoppelde UNP-14's.
Op stramienlijn B stonden bij B-2 tot B-5 vier vakwerk-kolommen, van hetzelfde model als de kolommen A-2 tot A-5. Bij B-6 zou je, net als bij B-7, óók een vakwerk-kolom verwacht hebben, maar in werkelijkheid bestond ook deze kolom uit twee ruggelings gekoppelde UNP-14's.
Op stramienlijn C, tenslotte, bij de aansluiting van de binnenste zijbeuk op het hoofdgebouw, waren de dakspanten opgehangen aan de kolommen (C-2 tot C-6) van de hoofdbeuk.
In de buitenwanden van de zijbeuken waren de onderste muurvakken (uitgezonderd natuurlijk die met deuren) met halfsteens metselwerk ingevuld. In de bovenste muurvakken waren overwegend ruiten aangebracht, afwisselend in vaste en tuimelramen. De scheiding tussen de twee zijbeuken (stramienlijn B) was oorspronkelijk in de traveeën 2-4 en 5-7 open.
De travee 1-2 was afgesloten door een muur van het magazijn; in de travee 4-5 stond tussen de kroezensmelterij en de gieterij een scherm (onderhelft metselwerk, boven ramen met draadglas-ruiten). Alle oorspronkelijk binnenmuren in de gieterij hadden INP-14's als stijlen en regels.
Het platte dak van de zijbeuken lag op rechte vakwerkspanten. Het werd gedekt met Bimsbeton-cassettes op I-gordingen. Bij de lichtstraten waren, net als in het dak van het hoofdgebouw, tussen de gordingen dwarse trek- en schuine schoorstangen aangebracht. In de traveeën 1-2 en 6-7 waren in elke beuk twee winddiagonalen en een kruis te vinden. Een simpele en afdoende constructie.
De vakwerk-kolommen A-2 tot A-5 en B-2 tot B-5 maten aan de voet 70x18 cm. Ze waren tot aan kraanbaanhoogte (3,7 meter) opgebouwd uit vier gelijkzijdige hoekstalen, die aan beide zijden werden gekoppeld door opgeklonken vierkante schetsplaten. In de zijvlakken van de kolommen vijf zigzag-diagonalen. De kolomvoet was uit platen en hoekstalen geklonken. Boven de kraanbanen liepen de kolommmen door tot aan het dakvlak. Ze waren hier aan de voorzijde ingesprongen en maten daarom slechts 18 cm vierkant. Aan de rugzijde van de kolommen op de stramienlijnen B (zijkolommen) en C (hoofdkolommen) waren op 3,7 meter hoogte consoles voor een kraanbaan voorzien. Op deze wijze kon dus in elke zijbeuk een stel kraanrails worden aangebracht.
De rails liepen vermoedelijk van stramienlijn 2 tot stramienlijn 6, dus van de binnenwand van het magazijn tot aan de binnenwand van de poetseríj. Dat is niet zeker, want de originele kraanbanen werden al spoedig vervangen. Ze hingen met 3,7 meter boven de vloer dan ook wel erg laag. Voor de nieuwe kraanbanen werden hoger tussen de kolommen dwarse draagbalken gemonteerd. Ook van deze ophanging ontbreken de details, want hij was in februari 1993 al gesloopt.
Over de fundering van het gieterijgebouw zijn (zonder opgraving) maar weinig gegevens beschikbaar. We weten dat de hoofdkolommen op gewapend betonnen poeren stonden, met een grondvlak van 2 bij 2 meter, die tot ongeveer 2,5 meter onder peil reikten. Deze poeren werden in situ gestort op eikenhouten vloeren. De vloeren rustten op eiken kespen, die dwars over de koppen van geheide houten palen waren gelegd. De palen staken ongeveer 10 meter diep. De kolompoeren waren onderling niet gekoppeld.
Details van de fundering van de lichter belaste kolommen van de zijbeuken ontbreken volledig. Naar verwachting werden ook hier separate gewapend betonnen poeren gebruikt. Waarschijnlijk stonden deze echter niet op kespen en ondervloeren, maar werd het beton direct over de paalkoppen gestort.
Voor de kop- en zijwanden van het gieterijgebouw werden in uitgegraven sleuven gewapend betonnen balken gestort, met flinke verbredingen en verdikkingen onder de kolommen en stijlen van de muur-vakwerken. De trekankers voor alle kolommen en stijlen werden in het beton meegestort. Het ijzerwerk werd op het beton gesteld en daarna met een laag van al gauw 5 cm vrij dunne en vooral harde specie onderstampt. De onderzijden van de kolomvoeten lagen uiteindelijk zo'n 25 cm onder het peil van de werkvloer.
Uit de plattegrond en dwarsdoorsnede hiernaast (situatie februari 1993) wordt duidelijk, dat het gieterijgebouw drie beuken telde: een hoge hoofdbouw, tussen de stramienlijnen C en D; en een lagere tweebeukige zijbouw, tussen de stramienlijnen A en B respectievelijk B en C. De sectie C-D/1-2 was het ovenhuis. Hier stonden oorspronkelijk naast elkaar twee 10-tons koepelovens, met daaromheen (op 6 meter hoogte) een U-vormig laadbordes. Van dit bordes was in februari 1993 nog slechts één poot over, gelegen langs stramienlijn C (in de tekening gemerkt “BORDES”). De rest verdween bij de renovaties van 1977.
Achter de koepelovens stond een materiaallift, voor het opvoeren van cokes en ijzer naar de ovenmonden. Aan de oostzijde van het ovenhuis, dus bij stramienlijn D, stonden de aanblazers voor de koepelovens (met elektromotoren gedreven centrifugaalventilatoren). Direct naast het ovenhuis, aan de westzijde, in de sectie B-C/1-2, stonden de machines voor de kernzand- en vormzandbereiding.
Het hok in sectie A-B/1-2 was een magazijn. Het werd later ook nog als werkplaats voor de Onderhoudsdienst (T.D.) van de gieterij gebruikt. In het hoofdgebouw lag voor het ovenhuis in sectie C-D/2-6 de “grote handvormerij”, waar de grootste werkstukken gevormd konden worden. In de vloer was hier de vormput uitgespaard, een diepe met zand gevulde bak van 7,5 bij 17,5 meter. Hierin konden de gietvormen naar behoefte ingegraven worden.
In de eerste zijbeuk van de gieterij vond je naast de zandbereiding achtereenvolgens: de machinevormerij voor klein seriewerk; de kernmakerij; en de droogstoven voor het drogen van kernen en desgewenst ook hele zandvormen. In de tweede, buitenste zijbeuk vond je naast het magazijn: de “kleine handvormerij”; en de kroezenovens van de geelgieteríj. De kroezensmelterij was oorspronkelijk door een enkel kort wandje (B/4-5) van de eigenlijke gieterij afgeschermd. De dwarse muur op stramienlijn 4 en het muurgedeelte B/5-6, die op de tekening zichtbaar zijn, werden pas bij de renovaties van 1977 neergezet.
De muur op stramienlijn 6 liep oorspronkelijk door over de gehele breedte van het gebouw. Hij scheidde de poetserij (sectie A-D/6-7) af van de gíeterij. De twee kleine hokken in sectie A-B/6-7 waren een kleed- en wasruimte. In den aanvang waren de privaten buiten geplaatst, een rijtje houten hokjes tegen het muurgedeelte D/6-7. In 1954 kwamen hier twee aanbouwen, éeacute;n voor het bazenkantoor en het metallurgisch lab.; de andere voor een douche/toiletruimte. De oude privaten vervielen toen.
De twee hokjes aan de noordzijde van het gieterijgebouw werden gebouwd in 1957. Ze huisvestten de elektrische gloeioven en de bijbehorende schakelapparatuur.
Bij de renovatie van de gieterij gedurende de late jaren 1970 werden de koepelovens vervangen door een enkele trommeloven. Van de (toen) zes oliegestookte kroezenovens werden de oudste vier afgedankt. Er voor in de plaats kwamen drie hoogfrequent-inductieovens. De maximale smeltcapaciteit van de nieuwe uitrusting was heel wat kleiner dan voorheen. Werkelijk zware gietstukken konden er dus niet meer worden gegoten. Maar de flexibiliteit van de gieterij was wel een stuk groter; en bovendien konden er nu makkelijker hoogwaardigelegeringen worden gesmolten.
Tegelijkertijd werd ook de vormtechnologie gemoderniseerd. Het klassieke leemzand werd verdrongen door waterglas/carset-zand. Het mechanisch vormen op vormmachines werd verlaten. Voor de kernmakerij kwam furaanharszand in gebruik.
De poetserij werd eveneens gemoderniseerd, door de aanschaf van een geïntegreerde staalgrit-werpinstallatie. Alle machines in de poetserij hadden inmiddels een eigen stofafzuiging, een hele verbetering van de arbeidsomstandigheden hier. De nieuwe uitbreekinstallatie droeg hieraan verder bij. Het smerige handwerk van het uitbreken (losmaken van nieuw-gegoten gietwerk uit de gietvormen) was vanouds zeer zwaar. Vooral het rondstuivende afgewerkte zand (gedeeltelijk verbrand, scherp, stoffig en roetig) was erg belastend voor de arbeiders. Met de nieuwe installatie werd het afgewerkte zand door een ondergrondse transportband en een elevator naar een buiten staande bunker afgevoerd, zodat in ieder geval dit vies karwei niet meer door mensenhand hoefde worden verricht.
Sectie | Situatie 1923 afdeling |
Situatie 1975 afdeling |
opgestelde machines, kraanfaciliteiten |
Situatie 1990 afdeling |
opgestelde machines, kraanfaciliteiten |
||||
A-B/1-2 | magazijn | werkplaats T.D. | - | magazijn | - | ||||
A-B/2-4 | kleine vormerij | kernzandbereiding en kernmakerij | kernzandbereidingsmachine (met bunker) (1) Kollergang kernpers kerndroogoven 0,5-tons elektrotakel twee 0,5-tons handtakels |
kernzandbereiding en kernmakerij | kernzandbereidingsmachine (met bunker) (6) furaanhars/zandmengmachine (met bunker) (6) kernpers (kerndroogoven) (8) (kernzandbereidingsmachine met bunker) (6, 9) 0,5-tons elektrotakel twee 0,5-tons handtakels |
||||
A-B/4-6 | geelgieterij | gieterij speciaalstalen en non-ferro legeringen | zes oliegestookte kroezenovens met eigen centrifugaalventilatoren voor verbrandingslucht twee 0,5-tons handtakels |
kroezensmelterij | twee oliegestookte kroezenovens met eigen centrifugaalventilatoren voor verbrandingslucht twee 0,5-tons handtakels |
||||
A-D/6-7 | poetserij | poetserij | open (!) draaitafel voor het staalstralen (2) gesloten cabine voor het staalstralen (2) gesloten cabine voor de doorslijpschijf (2) afbraamslijpschijf vier 1-tons zwenkkranen bij deze machines N.B. de 10-tons loopkraan van de grote vormerij loopt door in de poetserij |
poetserij | gesloten cabine voor de doorslijpschijf (2) afbraamslijpschijf (10) nieuwe geïntegreerde staalgrit-werpinstallatie (11) drie 1-tons zwenkkranen bij bovengenoemde machines N.B. de 10-tons loopkraan van de grote vormerij loopt door in de poetserij |
||||
B-C/1-2 | kernzand- en vormzandbereiding | leemzandbereiding (voor mechanisch vormen) | leemzandbereidingsmachine (met bunker) (1) leemzandslingermachine (met transportband en tussenbunker) |
elektrosmelterij | drie hoogfrequent-inductieovens, met bijbehorende elektrische en hydraulische installatie (12) | ||||
C/3-5 | - | waterglaszandbereiding (voor handmatig vormen) | Axmann Supermix-installatie (met bunker) (1, 3, 7) | waterglaszandbereiding | Axmann Supermix-installatie (met bunker) (3, 6, 7) | ||||
B-C/2-4 | machinevormerij voor klein seriewerk | kleine vormerij | twee vormmachines rollenbaan voor het handmatig invormen 2-tons elektrotakel 2-tons zwenkkraan aan kolom C-3 (4) |
kleine vormerij | rollenbaan voor het handmatig invormen 2-tons elektrotakel 2-tons zwenkkraan aan kolom C-3 (4) |
||||
B-C/4-5 | kernmakerij | - | - | ||||||
B-C/5-6 | droogstoven voor kernen en zandvormen | - | - | ||||||
C-D/1-2 | ovenhuis | ovenhuis | oliegestookte Monometer 3-tons trommeloven (5) drievoudige oliepomp-installatie oliedagtank 1000 liter (HBO 1) compressor voor de verbrandinglucht warmtewisselaar lucht/verbrandingsgassen |
ovenhuis | oliegestookte Monometer 3-tons trommeloven (5) drievoudige oliepomp-installatie oliedagtank 1000 liter (HBO 1) compressor voor de verbrandingslucht warmtewisselaar lucht/verbrandingsgassen |
||||
C-D/2-6 | grote vormerij | grote vormerij | vormput van 7,5 bij 17,5 meter rollenbaan voor het handmatig invormen 10-tons bovenloopkraan vier 1-tons zwenkkranen aan de kolommen C-4, C-5, D-4 en D-5 |
grote vormerij | vormput van 7,5 bij 17,5 meter rollenbaan voor het handmatig invormen (uitbreekinstallatie voor afgewerkt zand uit de poetserij) (13) 10-tons bovenloopkraan vier 1-tons zwenkkranen aan de kolommen C-4, C-5, D-4 en D-5 |