Schattingen, omstreeks 1900, geven aan dat er destijds (vermoedelijk) een 10.000 hondemolens in Nederland in bedrijf waren. Een hondemolen, dat was een tredrad dat in beweging werd gebracht (en gehouden) door één of twee honden.
Het vermogen dat een hond kan opbrengen is niet vreselijk groot, dus je komt het gebruik van hondekracht vooral tegen in de kleine huisindustrie. Je kunt het dier ook geen uuuren achter elkaar laten werken. Dat beperkte de inzetbaarheid. Verder waren vrij constant toezicht en aanmoediging nodig, want zeker niet elke hond vond zo werken voor de kost plezierig. Je kon de hond, als die niet op het rad aan het werk was, voor de (honde) kar spannen. Lopen in de buitenlucht was hem heel wat aangenamer. Zo werden dan de in huisnijverheid bereide waren met de hondekar rondgebracht.
Nieuwsblad, gewijd aan de belangen van de Hoeksche Waard, IJselmonde, Kralingen en Vlaardingen, 14-03-1885
TE KOOP aangeboden: Een zoo goed als nieuwe HONDENMOLEN, met zeldzame grooten hond. De molen werkt geheel op metalen bussen, loopt licht gelijk een veder en is voorzien van een ijzeren jagtwiel. Dagelijksch in werking te zien bij .... Landbouwer te Strijen
Een jagtwiel is een vliegwiel.
Rotterdamsch nieuwsblad, 29-03-1901
TE KOOP: een Hondenmolen, groot over de middellijn 2.35 M., breed 0.60 M., met Riemschijf, stalen As, Pooten met kussenblokken en Riem.
Nederlandsch weekblad voor zuivelbereiding en veeteelt, 26-01-1897
Bij deze gravure stond de volgende tekst:
HONDEMOLEN met Holsteinsche karn. Reeds een paar jaren geleden kwamen wij tot de ontdekking, welk een groote kracht, bij eene zorgvuldige en juiste toepassing met betrekking tot de snelheid, een hond bij het drijven van eenen karnmolen kan ontwikkelen. Dit wordt bewezen doordat verschillende, overigens zeer soliede molens in het geheel niet voldoen, terwijl andere, dikwijks slordig en onsolied bewerkte en op het oog onbruikbare molens, uitstekend werkten.
Bij een nauwkeurig onderzoek naar de oorzaak hiervan, bleek het ons dat alles afhangt van de juiste toepassing der kracht in verband met de snelheid. Een hondemolen met Holsteinsche karn die zeer goed werkte zagen wij het allereerst bij de Heer Emal te Heino. Deze karn werd vervaardigd naar onze schriftelijke opgaven, welke wij genoemden heer verstrekt hadden op zijn desbetreffend verzoek.
Daarna rijpte het plan om iets in dien geest samen te stellen en in onze prys-courant op te nemen. De gravure is gemaakt naar het eerst gereed gekomen toestel, dat uitstekend bleek te werken en behoefden wjj slechts weinig veranderingen van ondergeschikt belang aan te brengen, zoodat we in elk opzicht waren geslaagd.
Het voornaamste van die veranderingen was, dat het rad uit twee helften moet bestaan, die men, om door de opening van een gewone deur te kunnen, van elkander kan nemen. De plaats, die onze hondekarn vereischt, is, als het rad met die zijde welke op de gravure het meest naar den lezer is gekeerd, vlak tegen een muur kan komen, zeer klein.
Door de as, waaraan het rad hangt, te verlengen, kan zoowel de karn als het rad, elk aan eene zijde van een muur komen, zoodat in dat geval de hond in een nevenvertrek of wel buiten zijn werk kan verrichten. Wij vertrouwen dat de hondekarn een zeer algemeen werktuig zal worden omdat voor de boerin het tijdstip van karnen afhangt van de rijpheid van den room en dit, bij gebruik van deze karn, nooit op een ongelegen uur komt, daar zij slechts den hond heeft te roepen, naar het rad te wijzen en op het volgend oogenblik is de karn in beweging. Geen paard, noch in- noch uitspannen is meer noodig en bovendien is men vlug klaar. De boer kan dan inmiddels het paard voor andere doeleinden bezigen.
De prijs is: van 50 Liter ƒ 70.--; van 70 Liter ƒ 75.--; van 100 Liter ƒ 80.--
100 Liter met deze karnmolen karnt één hond vlug en gemakkelijk
Het volgend verhaal, uit 1917, werd geschreven toen de hondemolen al op zijn retour was. Mogelijk verklaart dit de licht nostalgische toon ....
Landbouwkundig tijdschrift, 1927
De hondekarnmolen kwam in de meeste dorpen wel voor. Deze was een vrij groot hoepelvormig rad, middellijn ongeveer 3 M., hoepelbreedte 40 c.M. Op afstanden van 25-30 c.M. waren aan de binnenzijde dwarslatten geplaatst. Was dit groĆ³te rad in den omloop, dan stond de hond alsof hij in het rad omhoog klimmen wilde, waartoe hij zijne voorpooten op of achter die latjes wilde plaatsen.
Omdat de molen liep, kwam de hond nooit omhoog. Stilstaan kon hij niet, want hij zou dan achterwaarts omhoog gaan. Was de hond gewillig in zijn werk, dan liep hij los in den molen. De getraliede deur verhinderde hem te vluchten. Was hij niet gewillig, dan werd hij aan een touw gebonden, en het achterwaarts omhoog gaan verhinderde hem dit touw. Hij moest dus wel trappen, en hoe langzamer hij dit deed, des te zwaarder werd het werk. Hoe vlugger, des te lichter ging het molenrad rond.
De spil, waaraan de hoepel door licht gebogen houten spaken (als in een wagenrad) verbonden was, liep daarbij rond, met een ijzeren kruk er aan, die de karnpols op en neer voerde. Deze karn stond buiten het hondenverblijf, soms aan de andere zijde van een muur, zoodat men van den eenen kant alleen de karn, aan de andere zijde van den muur alleen den molen, met den hond aan het werk zag.
Was de werkzaamheid van den hond traag, kon je hem niet met den stok aandrijven, omdat hij binnen den hoepel stond, maar van den anderen kant wel, om hem met een stukje brood of ander lokmiddel aan te sporen tot het sneller omhoog trappen. Er waren honden, die het werk zoo pleizierig vonden, dat zij, als het hekje niet gesloten was, in den molen gingen om, nu er geen boterkarn aan bevestigd was, toch lustig het nu lichtloopend rad in beweging te brengen, en ook honden, die slechts uit volstrekte noodzaak op de houtjes van den hoepel trapten, en die gaarne zouden hebben willen vluchten, als zij dit hadden kunnen doen.
Was de melk aan het boteren, dan voelde de hond dit, hij jankte dan even ten teeken, dat hij gaarne eens even uit zijn traliehek wilde om voor eene natuurlijke behoefte naar buiten te loopen. Maar ook de boerin of de melkmeid hoorden aan het suizen der melk dat de boterafscheiding in gang was. Na een kwartier uurs rust werd Polio of Juno, de hond, van het erf teruggeroepen en hij moest nog 10 of 15 minuten in den molen trappen. Dan kreeg hij zijn eten.
Een tweede typische gebruiker van de hondemolen was de dorpsbakker, zoals moge blijken uit de volgende vier advertenties:
Nieuwe Tilburgsche Courant, 23-01-1898
H.H. BAKKERS, TE KOOP, een Roggebrood-Deegmachine met Hondenmolen.
Nieuwsblad van Friesland, 29-04-1911
Te koop aangeboden: een bijna nieuwe hondenmolen met kneedmachine te koop. De machine kan ook voor handkracht en voor hondekracht gebruikt worden. Desverkiezende 1 of 2 honden er bij, die het loopen in de molen kennen. Alle dagen in werking te zien.
Nieuwsblad van Friesland, 24-06-1911
Bakkersknecht gevraagd bij O. VAN BETTEN, bakker te Giethoorn; tevens te koop aangeboden een byna nieuwe ijzeren trog, 8 jaar in gewerkt en een nieuwe hondemolen geschikt voor 2 honden in te loopen met kneedmachine en kamwielen.
Opregte Steenwijker courant, 15-07-1911
Te Koop aangeboden: een HONDENMOLEN waarin 2 honden kunnen loopen, met daardoor gedreven Kneedmachine, een HOND die het loopen in den molen kent en ook best kan trekken voor de kar, 3 jaar oud, 65 cM. groot.
Ik denk eerlijk gezegd dat de drie annonces uit 1911 alle drie van bakker Van Betten afkomstig zijn. Kennelijk bestond er toch niet zo bijzonder veel belangstelling voor zijn hondemolen c.q. kneedmachine ....
Je krijgt ondertussen de indruk, dat de hondemolen overwegend op het platteland in zwang was. Dat heeft te maken met het soort werk dat de hond goed kon verrichten: kortere looptijd, onder toezicht en aanmoediging van een persoon die op dat moment zelf ook ter plaatse aan het werk was (de boerin bij het kazen, bijvoorbeeld).
Nieuwsblad van Friesland, 23-09-1927
Wegens overcompleet te koop aangeboden een beste Hondemolen, geschikt voor veehouder om water te pompen. Te zien en te bevragen bij ....