In het Interbellum ging ons grote bedrijfsleven massaal over op "wetenschappelijke bedrijfsvoering" (Taylorism). Exponent hiervan bij uitstek was de lopende band, vooral gebruikt in assemblage- en montage-afdelingen. Lopende-band werk is tot op de kleinste deelhandelingen geanalyseerd, de werkzaamheden zijn in detail voorgeschreven aan band-monteuses en -monteurs. Door uitgekiende tariefstelling werd de produktiviteit van (meestal) on- of laaggeschoolde werknemers (m/v) tot ongekende hoogten opgeschroefd.
De lopende band verlaagde de kostprijs van en masse geproduceerde goederen zeer. Sterker, massaproduktie zou zonder dit produktiemiddel eigenlijk helemaal niet mogelijk geweest zijn. Met veel vallen en opstaan ontdekte men dat het neerzetten van een montage-lijntje alleen niet voldoende was. Een lopende band moet draaien. Als één positie stagneert (bijvoorbeeld omdat een onderdeel niet aanwezig is of niet past) staan er gelijk twintig, dertig man (m/v) stil. Inkoop, toeleverende produktie-afdelingen, magazijn, intern transport en de kwaliteitsdienst moeten dus geheel op hun taak berekend zijn. Elke fout wreekt zich onmiddellijk.
Voorstanders van wetenschappelijke bedrijfsvoering zagen hierin een van de grootste voordelen van het systeem. Het hele bedrijf werd door de lopende band(en) in de assemblage gedwongen op de tenen te lopen. Tegenwoordig noemen we zoiets integrale kwaliteitszorg of het kweken van kwaliteitsbewustzijn.
Een vrijwel onafwendbare consequentie van lopende-band produktie is de verschraling van het produktenpakket. Ombouwen op een ander produkt is duur en omslachtig en als dat vaak voorkomt worden alle efficiency-verbeteringen en kostprijs-reducties teniet gedaan. We maken dus wel véél produkten - maar de keus is beperkt.
Onze welvaartsmaatschappij accepteert dat niet. Nu moet de produktie flexibel zijn; net zo goedkoop als massa-spul, maar wel voortdurend aangepast aan steeds veranderende eisen van smaak (nou ja, wat daarvoor doorgaat) en trend. In het Interbellum lag dat anders. Er waren veel klanten met weinig centen en nog lage eisen. Men was allang blij dat men zich iets kon veroorloven: een radio voor een schappelijke prijs, een fiets, een elektrisch strijkijzer.
Velen zagen weinig heil in de lopende band en in de werk-organisatie waar deze voor staat. Men vond het maar slavendrijverij. Het werk was zo uit- en voorgekauwd dat het minderwaardig en demoraliserend was. De beloningsmethoden zodanig dat de "bandmeisjes" opgejaagd en uitgebuit werden. Vaklieden waren het er niet mee eens dat jong ongeschoold grut minstens zo veel zo niet meer verdiende als zij (als gevolg van jaagtarieven). De vakvereniging ageerde bijna principieel tegen de lopende band.
Het beeld is — natuurlijk — genuanceerder. Menig bandbaas kon trots zijn op z’n ploeg, de daar heersende moraal - en de prestaties. De stemming aan de band kon opperbest zijn. Menig bandmeisje wilde niets anders (zei ze desgevraagd) en werkte graag door tot ze trouwde. Hoor ze eens lustig zingen, daar aan die band!
en nette liedjes, geen vuiligheid!
(daar zorgde de bandbaas wel voor)
Tot op zekere hoogte konden de arbeiders en arbeidsters misschien wel gemanipuleerd worden (met tact en psychologisch inzicht), maar het valt niet te ontkennen dat strikt georganiseerd en gereglementeerd werk door velen uit vrije wil als positief ervaren werd. Niet iedereen kan creatief zijn, durft zelf initiatieven te ontplooien. Velen waren er gelukkig mee robotwerk te verrichten, onderwijl met het hoofd elders verkerend, babbelend, roddelend.
Kom daar tegenwoordig als werknemer nog maar 'ns om. Je blijft je nu tegen de klippen op moeten bewijzen, tot op de survival toe! Goh, heb je hoogtevrees ....?
De positieve aspecten werden in niet geringe mate bepaald door de menselijke kwaliteiten van de bandbaas in zijn lange witte chef-jas en strak achterovergekamd brilliantine-haar. De functie is thans verdwenen maar er zijn nog wel bronnen waaruit z'n werkzaamheden te reconstrueren zijn. Zo publiceerde het maandblad Succes in zijn Efficiency-Bibliotheek omstreeks 1939 een soort cursusboekje voor adspirant-bandbazen: A. de Jong, De lopende band. Heerlijk om te lezen.
Er is de afgelopen 80 jaar echt wel wat veranderd in het rolpatroon.