Het eerste type vliegtuig dat de Nationale Vliegtuig-Industrie, 's Gravenhage kon leveren was de Koolhoven FK-23A. Bij zijn vertrek bij British Aerial Transport Company Ltd had Koolhoven één van de 12 gebouwde doch onverkochte FK-23-toestellen overgenomen. Dit bevond zich na de demonstraties op de E.L.T.A. nog in Nederland. Het toestel kreeg een andere motor, de Wasp Mark II van 200 pk (luchtgekoeld). In 1924 kocht Koolhoven nog een tweede FK-23, die werd voorzien van een Armstrong-Siddeley Lynx IV, waarmee het toestel (naar men zegt) 250 mph haalde.
Licht verkeersvliegtuig, in feite een licht aangepaste Koolhoven FK-26. De Koolhoven FK-29 was voornamelijk bedoeld om passagiers vanaf kleinere landingsveldjes naar de grotere vliegvelden te vervoeren, alwaar ze dan konden overstappen op een lijndienst. Om het in- en uitstappen in de FK-29 te vereenvoudigen, kon de neus van het toestel, compleet met motor, opzij geklapt worden, zoals je goed kunt zien in de foto. Er is slechts één exemplaar gebouwd. Wat er verder met dit toestel is gebeurd, blijft onduidelijk.
Jaar |
1921 |
Een licht tweepersoons sportvliegtuig met open cockpit en duwmotor, zo goedkoop mogelijk gebouwd, typisch bedoeld voor de in die tijd overal opkomende Aero Clubs. Er is slechts één exemplaar gebouwd, Frits Koolhoven zelf is de enige die er werkelijk in gevlogen heeft. Uiteindelijk werd het toestel gekocht door de president van de International League of Aviators, Clifford Harmon, die het toestel echter nooit kwam ophalen. Ten slotte is het gesloopt. Het ontwerp van de vleugel en de staartvlakken is later (her)gebruikt voor de Koolhoven FK-41.
Jaar |
1921 |
Een hoogdekker met hoge en brede romp en parasolvleugel, ontworpen als jager/verkenner. Een mock-up werd getoond op de Achtste Paris Luchtvaartsalon van 1922, waar het een grote publiekstrekker was. Het eerste prototype stelde echter nogal teleur. Het bleek noodzakelijk, het toestel grotendeels te herontwerpen. Gelukkig voldeed het tweede (sterk gewijzigde) prototype bij zijn proefvlucht, medio 1923, veel beter.
Het Franse Établissement Buscaylet-De Monge kocht van Koolhoven een licentie voor de FK-31 en produceerde een eerste toestel, dat uitgebreid werd getest door de Franse luchtmacht. Hoewel dit toestel prima presteerde, volgde geen order. Er zijn in Frankrijk geen vervolgtoestellen gebouwd.
In 1923 was de LA-KNIL op zoek naar een tweepersoons jachtverkenner. Hoewel de grote order naar Fokker ging, kocht de LA-KNIL toch ook vier stuks Koolhoven FK-31 (registraties K-421 t/m 424). In Indië bleek het toestel echter geen groot succes, voornamelijk door het moeilijke onderhoud. In 1930 werden ze buiten dienst gesteld.
Tweede afnemer was Finland, dat 8 exemplaren kocht, en zelf nog eens 4 in licentie in Finland bouwde. De Finse toestellen werden in 1932 alweer uit dienst genomen. Eentje, de KO-66, had welgeteld anderhalf uur gevlogen ....
Jaar |
1923/1924 |
Deze dubbeldekker werd als het ware om de 130 pk Clerget motor ontworpen. Van deze motor waren op dat moment (nog) grote aantallen surplus voorhanden. Koolhoven ontwierp de FK-32 in de hoop mee te (mogen) dingen naar een order van de LA-KNIL. Die was op zoek naar een vervanger voor de AVRO 504, welke al sinds 1919 in dienst was. De LA-KNIL had ter uitgebreide beproeving al een Fokker S-4 en een Morane parasol trainer aangekocht. De Nationale Vliegtuig-Industrie bood haar Koolhoven FK-32 geheel gratis aan, in de verwachting dat het toestel dan mee genomen zou worden in het beproevingsprogramma van de LA-KNIL.
Om onduidelijke redenen is die Koolhoven FK-32 nooit in Indië beland. De vergelijkende proeven werden dus gehouden zonder dit toestel. De prestaties van beide concurrerende toestellen (Fokker en Morane) waren overigens niet voldoende om werkelijk tot een grote bestelling over te gaan: de AVRO 504 bleef nog vele jaren in dienst. Het is onduidelijk, wat er met deze Koolhoven FK-32 gebeurd is.
Jaar |
1925 |
Albert Plesman wilde kort na de oprichting van de KLM ook nachtvluchten gaan uitvoeren. Hij vroeg Koolhoven al in 1919 (informeel) hiervoor een zo veilig mogelijk toestel te ontwerpen. Het resultaat was de Koolhoven FK-33, Nederlands eerste driemotorige passagiersvliegtuig, dat 10 passagiers kon vervoeren. Het toestel werd geheel op kosten van de Nationale Vliegtuig-Industrie ontwikkeld en gebouwd. Het enig gebouwde exemplaar deed dienst bij de KLM van 1925 tot 1927. De KLM verkocht het toestel in juli 1927 aan de Duitse firma Aero GmbH, waar het tot in de jaren 30 dienst deed als reclametoestel.
De motor-opstelling was opvallend. De twee buitenmotoren hingen onder de vleugel en dreven houten trekschroeven. De middenmotor stond hoog boven de vleugel en dreef een houten drukschroef. De motoren waren geheel open opgesteld, d.w.z., niet ingebouwd in gondels.
Jaar |
1925 |
Een driezitter verkenner-vliegtuig op drijvers, op basis van de FK-31. Koolhoven hoopte op een order van de M.L.D. Zou het toestel tijdens proefvluchten goed voldoen, dan was er kans op een order van 9 toestellen. Helaas zakte het toestel tot twee keer toe door het drijveronderstel en daarmee was de kans op een M.L.D.-order wel verkeken. Het enig gebouwde exemplaar is daarna gesloopt.
Jaar |
1925 |
Een tweezitter jager, die naar wens van de afnemer gebouwd kon worden als laagdekker of tweedekker. De machine werd in 1926 getoond op de Luchtvaartshow in Parijs, maar terug in Nederland gesloopt, aangezien de Nationale Vliegtuig-Industrie inmiddels failliet was verklaard.
Jaar |
1925/1926 |