In vrijwel elke machine kun je een aantal basismechanismen onderscheiden. Elk heeft in het geheel van de machine zijn eigen functie; door ingenieuze combinatie van dergelijke eenheden kan de machine doen wat we van haar verlangen.
Heel wat wetenschappers bleven zich ook na 1860 verdiepen in (de leer van) mechanismen. In de vroege jaren 1870 werd een volgende - belangrijke - stap gezet: de ontwikkeling van de nog steeds als los zand aan elkaar hangende "kennis der mechanismen" tot een doorwrochte "kinematische theorie", die - voor het eerst - de samenhangen tussen al die losse mechanismen boven water kon halen.
Deze stap werd gezet door professor Franz Reuleaux. Hij werkte een prachtig classificatie-systeem uit, compleet met functionele codering van de diverse typen bewegingen. Het berustte natuurlijk op het voorgaande werk van de École Polytechnique, en het profiteerde ook grotelijks van het voorgaande werk van Redtenbacher. Reuleaux was een leerling en collega van Redtenbacher. Zijn "Theoretische Kinematik" werd in 1875 gepubliceerd.
Op het eerste gezicht had het misschien weinig praktisch nut. Ook Reuleaux zelf onderkende dit, hij had in zijn onderzoekingen wel ontdervonden, dat vanouds bekende oplossingen meestal beter voldeden dan allerlei nieuwerwets probeersel. "Maar", zo schreef hij, "het sterke van de kinematische theorie is dat, door het toepassen der theorie, nog verbeteringen aangebracht kunnen worden in al bekende mechanismen". "Bovendien", stelde hij, "kun je een machine ontleden in z'n samenstellende mechanismen en voor elk deelmechanisme de meest gunstige vorm kiezen".
Nu, voor synthese (het ontwerpen op maat) was het nog altijd te vroeg. Maar het classificatie-systeem en het ervoor ontwikkelde codeersysteem werkten zo goed, dat plotseling hele series mechanismen als loten aan één tak waren te karakteriseren. Voor het eerst kreeg het classificeren daarmee ook echt praktisch nut. Want de conclusies die nu bereikt konden worden, overstegen voor het eerst de individuele mechanismen.
Het behoeft ons niet te verbazen dat Reuleaux (die niet alleen professor was aan, maar tevens directeur van de Königliche Gewerbe-Akademie te Berlijn) net als vrijwel elke voorgaande pionier op dit gebied, voor z'n studenten een uitgebreide collectie modellen opbouwde. Die collectie omvatte in zijn geval een 800 (!) modellen.
Ik wijd drie pagina's aan Franz Reuleaux. Op deze pagina vertel ik meer over de man zelf; op DEZE pagina bespreek ik zijn theorie; en op DEZE pagina komt zijn werkelijk uitzonderlijke collectie modellen ter sprake.
Toen Franz Reuleaux in 1875 zijn magnum opus publiceerde - "Theoretische Kinematik: Grundzüge einer Theorie des Machinenwesens" was hij al een 25 jaar sterk betrokken bij het hoger technisch onderwijs in de werktuigbouw.
1852 |
1861 |
1875 |
Afkomstig uit een typische Duitse ingeniersfamilie, en met een achtergrond als bedrijfsleider in de praktische machinebouw, zette hij zijn eerste schreden in de technische wetenschap in de vroege jaren 1850. Die carriere begon aan de Polytechnische Schule in Karlsruhe - onder Redtenbacher - richting werktuigbouw. Hier maakte hij enige furore met de publicatie, samen met collega-student Carl Moll, van "Constructionslehre für den Maschinenbau".
Dit werk bleef niet onopgemerkt - in 1856 begon hij les te geven aan de Eidgenössische Technische Hochschule in Zürich, aan de mechanisch-technische afdeeling. Hij had zich in de tussentijd verder verdiept in de natuurwetenschap, in het bijzonder in Linneaus' classificatiesysteem. Dat heeft hem later beslist voor de ogen gezweefd toen hij aan zijn machine- en mechanismen-indeling begon. Maar daarover verderop meer.
Van de aanvang af richtte Reuleaux zich op het analyseren en systematiseren van het ontwerpen en bouwen van mechanische constructies. Zijn "Der Constructeur" verscheen voor het eerst in 1861. Het bleef een jaar of dertig HET standaardwerk op dit gebied, met vijf herdrukken in vier talen (Duits: 1861-1865-1872-1889; Engels: 1893; Frans, Zweeds en Russisch). De aanpak die hij volgde was: strikt systematiseren en zo overzichtelijk maken.
Ook dit werk bleef in academische kringen niet onopgemerkt en in 1864 vertrok Reuleaux naar Berlijn-Charlottenburg, waar hem een professoraat aan het Gewerbeinstitut (later de Königliche Gewerbe-Akademie) werd aangeboden. Hij werkte daar tot 1896, eerst als professor, vanaf 1868 tot 1879 als Direktor. In dat jaar werd de Gewerbe-Akademie samengevoegd met de Bau-Akademie onder vorming van de Königlichen Technischen Hochschule Charlottenburg. Reuleaux werd daar Direktor van de Abteilung Maschinenbau. In het academisch jaar 1890-1891 was hij Rector van de Hochschule.
In 1896 trok Franz Reauleaux zich terug uit het openbare leven. Hij overleed in 1905.
Reuleaux faam en naam drongen ook door in Overheidskringen. Hij schreef op uitnodiging een uiterst bruikbaar concept voor de eerste Duitse Patentgesetz en was vele jaren lid van de Technische Deputation für das Gewerbe. Hij leidde de Duitse jury van en was betrokken bij de Duitse inzending, in 1876, naar de Wereldtentoonstelling in Philadelphia. De Duitse inzending aldaar kreeg overigens zijn onversneden kritiek. Armzalig en achterlijk, en dat oordeel werd hem thuis niet in dank afgenomen. Hij uitte zijn kritiek dan ook bepaald ongezouten.
Zijn bemoeiingen met geavanceerde techniek, zijn wijde theoretische kennis en zijn status en goede contacten in de ambtelijke wereld kwamen goed van pas bij zijn steun aan technische innovatoren. Hij was instrumentaal in de patentverlening aan Nicolaus August Otto voor diens ontstekingssysteem voor verbrandingsmotoren, om maar een voorbeeld te noemen. Ook was hij betrokken bij de vroege experimenten met het Mannesmann procédé voor het walsen van naadloze stalen buizen (het latere Pilgerschritt-Verfahren).