Hoe gaat het computer-tekenen? Zijn er ook nadelen? Hier alvast eentje: oude papieren tekeningen gaan eeuwen mee; van moderne geprinte of geplotte exemplaren moeten we dat maar afwachten. En of digitale bestanden "altijd" te openen blijven? Ik ben heel wat oud materiaal kwijtgeraakt .... door een crash, door het verouderen van het medium (5¼" diskettes, CD's, cassettetapejes), door programma's die niet meer op een moderne PC werken. Pijnlijk!
Maar die problemen zijn goed op te vangen, door oordeelkundig met je materiaal om te gaan en bijtijds een goed back-up systeem op te zetten. CAD-tekenen biedt vele voordelen, voor de tekenaar EN voor de gebruiker van de tekening. Welke zijn dat? En hoe gaat het in z'n werk?
2D lijntekening van de lagering van een as met kegelrondsel
Al enkele decennia teken ik op de computer en dat is nog steeds een genot. Correcties zijn geen probleem meer, stukken van een tekening herhalen gaat moeiteloos, altijd haaks, hoge nauwkeurigheid, maten en maatpijlen worden automatisch gegenereerd, er bestaan uitgebreide tekenbibliotheken van genormaliseerde onderdelen zoals bouten, moeren, ringen, en van andere veel gebruikte onderdelen, zoals bijvoorbeeld veren ....
2D lijntekening van een centrifugaal-ventilator
Bij het klassieke tekenen moest je vooraf de schaal bepalen waarop je tekende EN de indeling van het tekenvel. Als je eenmaal aan het tekenen was, kon je niet dan met grote moeite daar nog verandering in brengen. Stel, je wilt een gebouw van 40 meter lengte in tekening brengen. Dan kies je schaal 1:50, zodat de tekening ruim 80 cm breed wordt. Details van bijvoorbeeld ramen en deuren zijn op die schaal nauwelijks zichtbaar. Een deurpost is op die schaal 2 mm breed. Zou je een schaal kiezen waarop dergelijke details wel goed zichtbaar zijn, bijvoorbeeld 1:5, dan wordt de overzichtstekening 8 meter breed en dat is wel wat onpraktisch.
Daarom werd er vroeger meestal een combinatie-pakket van tekeningen gemaakt, bestaande uit overzichten en details.
Bij CAD-tekenen ben je van dat probleem af. Ik teken bouwwerken overwegend op schaal 1:10. De overall afmetingen van de tekening zijn irrelevant. Het CAD-programma kent de mogelijkheid van in- en uitzoomen. Wil ik een detail zien, dan zoom ik daarop in en krijg het in de detaillering van 1:10 te zien. Wil ik een overzicht van de kop van het gebouw, dan zoom ik in op de uiterste 1/3 van de tekening. De detaillering past zich aan, afhankelijk van de resolutie van de monitor. Wil ik het hele pand bekijken, dan zoom ik uit op de hele tekening en hup, daar staat alles.
Het invoeren van alle tekenelementen gaat snel en handig, maar .... het bekijken van de gemaakte tekening op het relatief kleine venstertje van een monitor is minder plezierig. Je blijft al zoomend en pannend scrollen. Daarom worden grote tekeningen ook tegenwoordig nog meestal gewoon uitgeprint op een plotter.
Het CAD-programma heeft massa's functies. Het telt dus talloze knopjes. Deze zijn verenigd in een aantal standaard menu's. Als je lekker aan het tekenen bent, blijf je schakelen tussen al die menu's. Dat kan efficiënter.
Voor het eigenlijke tekenen zijn vooral van belang:
De bemating van een tekening is in CAD heel eenvoudig in te voegen. Je kiest of je een horizontale, verticale of schuinstaande maatlijn wilt gebruiken en klikt vervolgens begin- en eindpunt aan. Je krijgt nu automatisch de maatlijnen en de in te schrijven lengte. Je plaatst de maat op de gewenste positie, klikt .... klaar. Uiteraard kun je op vergelijkbare wijze ook een hoek, een radius en een diameter inschrijven. En een bijschrift.
Maten kun je aangeven in mm, cm, m of km. Maar ook in feet en inches. Bij de Engelse eenheden mag je nog kiezen tussen decimaal of breuken. Verder kun je het aantal decimalen waarin een maat gegeven wordt, naar behoefte instellen. Bij vermelding in breuken vertaalt "meer decimalen" zich in een grotere noemer van de breuk. Je kunt kiezen uit de serie 1/2 - 1/64.
Voor het afwerken van een tekening heb je arceringen en vlakvullingen. Vullen van een tekenobject lukt alleen als dit volledig gesloten is. Heb je de tekening uit de losse pols gemaakt, dus zonder Snap-to en Attach, dan is de kans levensgroot dat objecten "lek" zijn. Die kunnen niet gevuld worden omdat ze door het "lek" de hele tekening laten vollopen .... Loopt er toevallig een lijn dwars door een tekenobject, dan moet je het object in twee keer vullen: eerst aan de ene, dan aan de andere kant van die lijn.
Voor het beletteren van je tekening gebruikt je CAD-programma gewoon de op jouw computer voorkomende Windows TrueType fonts. Daar heb je er al gauw een paar honderd van op de PC zitten, dus keus zat. Je kunt de lettergrootte en opmaak apart opgeven.
Omdat CAD zo nauwkeurig tekent, mag je direct maten uit de tekening opmeten, op twee voorwaarden: (1) alle objecten moeten nauwkeurig aaneengesloten zijn middels Attach en (2) je gebruikt Attach ook om de meetpunten exact op de juiste plaats te deponeren.
Opmeten uit de tekening is enerzijds handig bij een grondige contrôle van de tekening. Anderzijds geeft het je de kans om in een gerede tekening die maten die de tekenaar (al dan niet bewust) niet heeft opgegeven, alsnog nauwkeurig te bepalen. Dat geldt voor lengten, maar ook voor hoeken. Een flauw hellend dak? Je tekent de hoogte aan weerszijden en de overspanning, legt een daklijn, en meet de helling daarvan uit deze tekening zo in één keer op. Bespaart je de berekening (de arctangens van het hoogteverschil gedeeld door de overspanning).
Het isometrisch tekenen gaat op de computer heel plezierig, en stukken makkelijker dan vroeger, toen je nog zat te knoeien met cirkel- en ellipsmallen. Het CAD-programma produceert een isometrisch raster en zet de hoofdlijnen automatisch onder de juiste hoeken. Cirkels in zij-, onder- en bovenvlak worden in de isometrische projectie ellipsen en de computer genereert die automatisch. Arceren en vlakvulling? Heb je speciale routines voor.
Kijk eens naar de twee diagonalen in een van de zijvlakken van nevenstaande kubus. Zie je dat die in de tekening niet even lang zijn? Het is met wat goniometrie makkelijk uit te rekenen dat, wanneer de lengte van een zijde 1 is, de diagonalen elk √2 lang zijn. In onze isometrische tekening zien we dat de diagonalen respectievelijk 1 en √3 lang zijn.
We moeten dus constateren, dat we in een isometrische tekening langs de assen wel, maar anders niet de lengten mogen opmeten. Ook voor het tekenen van schuine lijnen heeft dit verschijnsel gevolgen! Je kunt uit de bijbehorende 2D-tekening wel de lengte van een schuine lijn opmeten, maar je kunt hem niet met deze lengte in jouw isometrische tekening zetten. Het enige wat er op zit, is eerst de x opmeten en in de 3D tekening afzetten, vervolgens de y opmeten en die op het eindpunt van de x aansluiten, en tenslotte het beginpunt van de x en het eindpunt van de y met elkaar verbinden. Dat is de gewenste lijn. Hij is niet even lang als de schuine lijn in de 2D-tekening ....
Een in grondplan schuin(staand) gebouw is vanwege dit effect lastiger isometrisch te tekenen dan een rechtstaand. Ook is de tekening lastiger te interpreteren. De schuine muren worden immers afhankelijk van de schuinstand korter of langer weergegeven dan ze werkelijk zijn!