Deze documentatie is een spoedopname uit 1980. Het bedrijf was al gesloten en grotendeels leeggeruimd. De stoommachine-installatie stond echter nog geheel intact ter plaatse. Terrein en opstallen waren al verkocht aan een projectontwikkelaar, sloop was nabij. Voor de stoommachine werd nog naar een goed tehuis gezocht. Er was slechts weinig tijd om een documentatie op te stellen, en van de oorspronkelijke bedrijfsinrichting resteerden slechts enkele fragmenten. Zo stond ik in de extreem koude februari-maand 1980 de nodige c.q. (nog) mogelijke opmetingen te doen.
Over de oudste geschiedenis van de looierij Van Iersel, Witlox & Co. in Waalwijk is bitter weinig bekend. We weten zelfs niet precies wanneer het bedrijf gesticht werd: "ergens in de jaren 1880". Aanvankelijk werd alle werk met handkracht verricht. De eerste mechanische drijfkracht kwam pas in 1904.
En dat was GEEN stoommachine.
Nee, in 1904 installeerde men een 2-cilinder Dieselmotor, fabrikaat Werkspoor, circa 50 pk vermogen, fabrieksnummer 2 of 3. Dat laatste was niet meer met zekerheid te achterhalen. Dit was op dat tijdstip bepaald een avontuurlijke keuze en het bedrijf heeft ook inderdaad nogal wat avonturen beleefd met deze machine! Genoeg om in 1912, bij de toen ingezette grote bedrijfsuitbreiding, te kiezen voor een supermoderne en hoogst efficiënte stoommachine.
De Werkspoor Dieselmotor uit 1904 - foto afkomstig uit het boek: Oliemotoren; Krachtwerktuigen, Deventer; 5e druk, 1943
Die ontwikkeling richting stoom nemen we wat later op deze pagina uitgebreid op de korrel. Maar eerst bezien we de periode 1904-1912, toen de looierij puur op Dieselkracht draaide (of stil stond).
De Werkspoor-machine was een A-frame type, met een laagliggend (zeer zwaar) vliegwiel aan één zijde. Het was één van eerste twee-cilinders die Werkspoor leverde. De machine dreef - met relatief hoge snelheid - een riemdrijfwerk in het bedrijf. De platte leren hoofddrijfriem liep op een riemschijf juist buiten het vliegwiel. Je ziet die links in de foto. De riemschijf op de motoras is half zo groot als die op het drijfwerk.
De keuze voor een verbrandingsmotor in plaats van een stoommachine lijkt op het eerste gezicht misschien wat merkwaardig. In die tijd had men immers veel ruimere ervaring met stoommachines dan met verbrandingsmotoren. Het voordeel van een verbrandingsmotor is natuurlijk wel, dat er géén stoomketel nodig was.
De ervaringen met de Diesel als krachtbron waren niet onverdeeld gunstig. Men ondervond vaak startproblemen en ook de bedrijfszekerheid was niet om over naar huis te schrijven. Stond de motor stil, dan lag ook het drijfwerk stil en daarmee al het mechanische werk in de looierij.
Onderstaande isometrische CAD-tekening
is ook in het *.DWF-formaat beschikbaar - klik de link om de tekening te openen. Heb je nog geen *.DWF-viewer geïnstalleerd? Raadpleeg dan DEZE pagina.1. | Opslag gezouten vellen met weekputten |
Plattegrond kort na 1904 ![]() |
2; | Kalkputten voor het ontharen | |
3. | Ontharen en ontvlezen van de gekalkte vellen | |
4. | Wasputten en looivaten | |
5. | Bewerking van gelooide vellen (op de begane grond) Droogzolder, natuurlijke ventilatie (op de verdieping) | |
6. | Leerkamer (magazijn gereed leer) | |
7. | Machinekamer Dieselmotor | |
8. | Kantoor | |
9. | Portierswoning met schuurtje | |
|
Toen in 1912 tot een fikse uitbreiding van de looierij werd besloten, kwam de keuze voor de nieuwe krachtbron natuurlijk uitgebreid ter sprake. Zonder aarzelen koos de bedrijfsleiding ditmaal voor een moderne (gelijkstroom) stoommachine. Hierbij speelden niet alleen de minder gunstige ervaringen met de Diesel een rol, hoewel die beslist wel hun sporen hadden achtergelaten. Nee, in de nieuwe, veel grotere opzet van de looierij, was het onvermijdelijk om het gelooide leer machinaal te drogen. Dat vergde een met stoom verwarmde droogtunnel met ventilator ("aerocondenseur"). Er moest dus hoe dan ook een stoomketel komen. Dan is de keuze voor een stoommachine als krachtbron snel gemaakt.
Zo kwamen er dus in 1912 een moderne stoommachine (op oververhitte stoom); een nieuwe ketelinstallatie; een losse oververhitter; en een stoom-droogtunnel (op verzadigde stoom). De nieuwe machine dreef een stelsel drijfassen hoog in de nieuwe looihal. Vlakke leren riemen vanaf deze drijfassen brachten een batterij looivaten in beweging. In de bloeitijd van de looierij telde deze in totaal een vijftig vaten. Verder dreef de stoommachine via een tussenas vlak onder het plafond van de machinekamer een wisselstroomgenerator van 300 A bij 110 V (33 kW). De hiermee opgewekte elektriciteit werd gelijkgericht en gebruikt voor de verlichting van de bedrijfshallen met booglampen alsmede voor één grote en een aantal kleinere gelijkstroommotoren. De grote elektromotor dreef de vleesmachine.
De Diesel werd aanvankelijk op non-actief gesteld, maar moest al spoedig toch weer in gebruik worden genomen. Tijdens piekbelastingen bleek de nieuwe stoommachine namelijk eigenlijk ietwat ondergedimensioneerd. Net een tikje te zuinig gekocht .... In het oorspronkelijk ontwerp van het nieuwe drijfwerk in 1912 had men twee zware drijfriemen naar het oude, van vóór 1912 daterende gedeelte van de looierij opgenomen, zodat de Diesel niet langer nodig was. Toen bleek dat men het toch eigenlijk niet zonder de Diesel kon stellen, is het drijfwerk in het oude deel van de looierij weer teruggebracht op aandrijving door de Diesel.
Onderstaande isometrische CAD-tekening
is ook in het *.DWF-formaat beschikbaar - klik de link om de tekening te openen. Heb je nog geen *.DWF-viewer geïnstalleerd? Raadpleeg dan DEZE pagina.1. | Nieuwe opslag gezouten vellen met weekputten | Plattegrond kort na 1912 (blauw: situatie vóór 1912) (grijs: uitbreidingen in 1912)) ![]() |
1a. | Oude opslag gezouten vellen met weekputten | |
2. | Verlengde loods met kalkputten voor het ontharen | |
3. | Nieuwe loods voor ontharen en ontvlezen (gedreven door de stoommachine) | |
3a. | Oude loods voor ontharen en ontvlezen (gedreven door de Dieselmotor) | |
4. | Nieuwe hal met wasputten en looivaten | |
5. | Glanzen en splitten van gelooide vellen (op de begane grond) Droogzolder met nieuwe aerocondenseur (op de verdieping) | |
6. | Verlengde leerkamer | |
7. | Machinekamer Dieselmotor | |
8. | Nieuw ketelhuis met nieuwe stoomketel | |
9. | Nieuwe schoorsteen van de stoomketel | |
10. | Kantoor | |
11. | Portierswoning met schuurtje | |
12. | Oude looiloods, nu in gebruik voor de eerste bewerkingen van gelooide vellen | |
13. | Nieuwe machinekamer met nieuwe stoommachine |
Jaren lang draaide de looierij zonder grote problemen, storingen of catastrofes. Tot in 1948, want toen brak de krukas van de Diesel. Daarmee kwam gelijk een deel van het bedrijf plat te liggen. In die tijd, zo kort na de Tweede Wereldoorlog, zou een dergelijke ingrijpende reparatie wegens materiaalschaarste minstens een half jaar levertijd vergen. De bedrijfsleiding besloot daarom de motor definitief af te stoten en ter vervanging een aantal (gedistribueerde) elektromotoren te plaatsen. Dat karwei kon veel sneller klaar zijn dan de reparatie van de Diesel. Ook zou men dan gelijk het oude drijfwerk vanaf de Diesel kunnen afdanken. De uitgerangeerde Diesel werd als museumstuk aangeboden aan Werkspoor, waar men geen interesse kon opbrengen. Uiteindelijk is hij ter plaatse in stukken gesneden en als oud ijzer afgevoerd.
Zo kwam er een nieuw trafohuis, want de benodigde stroom zou van de Provinciale elektriciteitsmij ingekocht gaan worden. Dat trafohuis werd gebouwd in 1949; het kwam uiteraard aan de straatzijde van het complex te staan, direct tussen de portierswoning en de leerkamer. Daar was nog precies een smalle strook vrij.
In 1951 werd de stoomketel uit 1912 - inmiddels toe aan de ingrijpende 40-jaar keuring door het Stoomwezen - vervangen door een nieuwe, moderne ketel met economiser (voedingswatervoorverwarmer) maar zonder oververhitter. Aanvankelijk werd de nieuwe ketel, net als zijn voorganger, met kolen gestookt; omstreeks 1960 ging men over op stookolie. Hiervoor werd een staande opslagtank geplaatst, pal naast het ketelhuis.
Omdat er geen oververhitter meer beschikbaar was, moest de stoommachine voortaan op verzadigde in plaats van oververhitte stoom draaien. Dat is niet gunstig voor het opgewekte vermogen en het rendement. In 1963 besloot men daarom, de stoommachine buiten bedrijf te stellen en het bedrijf geheel te elektrificeren. De aandrijvingen van de looivaten werden omgebouwd op elektromotoren. De oliegestookte ketel bleef wél in gebruik, nu uitsluitend nog voor het opwekken van stoom voor het drogen.
Onderstaande isometrische CAD-tekening
is ook in het *.DWF-formaat beschikbaar - klik de link om de tekening te openen. Heb je nog geen *.DWF-viewer geïnstalleerd? Raadpleeg dan DEZE pagina.1 en 1a. | Opslag gezouten vellen met weekputten | Plattegrond kort na 1960 (blauw: modificaties vanaf 1948) ![]() |
2. | Kalkputten voor het ontharen | |
3 en 3a. | Ontharen en ontvlezen (elektrisch gedreven) | |
4. | Wasputten en looivaten | |
5. | Bewerking van gelooide vellen (op de begane grond) Droogzolder met stoom-droogtunnel (op de verdieping) | |
6. | Leerkamer | |
7. | Buiten gebruik | |
8. | Buiten gebruik | |
9. | Oude schoorsteen, nu in gebruik voor de nieuwe stoomketel | |
10. | Kantoor | |
11. | Portierswoning met schuurtje | |
12. | Bewerking van gelooide vellen | |
13. | Machinekamer met stoommachine | |
14. | Nieuw ketelhuis (1951) | |
15. | Stookolietank (1960) | |
16. | Trafohuis (1949) |
In 1978 werd het bedrijf gesloten. De zaak was te kleinschalig voor de moderne tijd en niet meer rendabel te exploiteren. De gebouwen en uitrusting waren oud en rot. Na de stillegging bleef de stoommachine onaangetast in z'n machinekamer staan. Men hoopte hem als technisch monument aan een museum te kunnen schenken. Bij mijn eerste bezoek aan het looierij-complex in 1979 trof ik de machine dus volledig intact aan. De stoomketel uit 1951 was inmiddels verkocht, zodat ik het ketelhuis gedeeltelijk leeg vond. De economiser, de wateronthardingsplant alsmede de olie-opslagtank, de dagtank en de pompinstallatie waren nog wel aanwezig.
De looivaten werden in 1978 op enkele exemplaren na verkocht, gedemonteerd en afgevoerd. De overgebleven vaten werden in 1979-80 gesloopt.
In 1979 was al het drijfwerk uit de gebouwen verdwenen. De generator in de machinekamer en het bijbehorende schakelpaneel waren al in 1948 verdwenen, dat ging in één moeite door toen de Dieselmotor toch werd weggehaald en het bedrijf geëlektrificeerd. De tussenas in de machinekamer had men echter gewoon laten hangen. Deze was dus in 1979 nog wel aanwezig.
Het looierijcomplex aan de Burgemeester van de Klokkenlaan 59 vormde een zeer sprekend geheel. Men betrad het bedrijf vanaf de straatzijde (zuidzijde) door een poort en kwam dan op de voorplaats, die omzoomd werd door een grote looihal, een hoogbouw met droogzolder, het leermagazijn, een kantoorgebouwtje, de portierswoning en pal in het centrum natuurlijk de machinekamer. Al deze gebouwen dateerden van de omvangrijke uitbreiding van de looierij in 1912. Het oorspronkelijke ketelhuis uit 1912 ging jammer genoeg schuil achter het in 1951 neergezette uiterst utilitaire tweede ketelhuisje en de stookolietank uit 1960. De laatste twee elementen verstoorden eerlijk gezegd in niet geringe mate het beeld van het verder zo harmonische, uiterst karakteristieke ensemble. De oudste looierijgebouwen, van vóór 1912, lagen geheel verscholen aan de achterzijde van het complex en droegen daarom niet bij aan het totaalbeeld. Maar deden er ook geen afbreuk aan.
Een zeldzaam fraai en harmonisch staaltje perfect geslaagde industrie-architectuur. Had zo op de Rijksmonumentenlijst gemoeten. Want bij uitstek geschikt om te behouden en - met hart en gevoel - te herontwikkelen.
Maar dat zat er niet in. De ontwikkelingsmaatschappij zette er een volkomen oninteressant fantasieloos geval voor in de plaats ....
De machinekamer en de entree van de looihal
Van links naar rechts: kantoorgebouw, machinekamer en de hoogbouw met droogzolder, daarvoor de stookolietank (1960) en het ketelhuis (1951)
De schoorsteen en de droogzolder, gezien vanaf de straat, over de portierswoning
In 1981 zijn de fabriekspanden alle gesloopt. De ontwikkelingsmaatschappij, als nieuwe eigenaar van de stoommachine, bood deze in eerste instantie aan aan het Nederlands Museum van Schoenen, Leder en Lederwaren in Waalwijk. Dit museum zag destijds echter geen kans om op het aanbod in te gaan. Uiteindelijk is de machine medio 1981 overgebracht naar het (toenmalige) Twents-Gelders Textielmuseum in Enschede. Daar heeft hij jaren in opslag gelegen. Uiteindelijk zou de machine heropgebouwd worden in museum TwentseWelle. Het is me niet bekend, of dat ook werkelijk is gebeurd.
Tijdens de demontage in 1981
Tijdens de demontage in 1981
Na een eerste orienterend bezoek aan het looierijcomplex, eind 1979, besloot ik dat een grondige documentatie gewenst was. Behoud van de gebouwen ter plaatse was immers niet meer haalbaar, de panden waren al (tegen een goede prijs) aan een ontwikkelaar verkocht. Behoud van de machine ter plaatse was daarmee evenmin een optie. Na demontage en afvoer van de machine en sloop van de gebouwen zou er van dit zo aardige en karakteristieke geheel niets meer resteren - behalve natuurlijk de op te stellen (en hier gepresenteerde) documentatie.
De looierij stond ondertussen al enige tijd leeg en onbewaakt, dus was een snelle uitvoering van het documentatieproject geboden. Zo was ik dan in de extreem koude maand februari 1980 bij temperaturen ver onder de nul graden driftig aan het opmeten, schetsen en fotograferen. Gezien de barre omstandigheden bepaalde ik mij voornamelijk tot de machinekamer. Uit een voorafgaand onderzoekje in het Gemeentearchief was namelijk gebleken, dat de overige looierijgebouwen redelijk gedocumenteerd waren in aldaar beschikbare bouwkundige documenten (bestekken, tekeningen en bouwvergunningen). Bovendien waren de looierijgebouwen in 1979 al goeddeels leeggehaald en in verregaande staat van verval na bezoekjes van oud-metaal-verzamelaars. Zodat er van de inriching van het looierij-bedrijf nauwelijks nog iets te documenteren viel.
Bij de Technische Dienst van Van Haren en bij het Stoomwezen was niets van belang te vinden over de stoommachine, de ketelinstallatie, het ketelhuis of de machinekamer. Ook in het Gemeentearchief was geen direct voor de installatie relevant materiaal te vinden. Later is uit andere bronnen nog het een en ander aan interessant materiaal boven water gekomen, maar bij het begin van dit project was er over deze onderwerpen feitelijk niets aan geschreven bronnen voorhanden. Toen de on-site documentatie al afgesloten was, doken onverwachts vier brieven op van Nering Bögel aan Van Iersel, Witlox & Co. Alle hadden ze betrekking op de stoommachine uit 1912. Ik heb ze uiteraard in hun geheel in deze documentatie opgenomen.
Gelukkig bleek dat de laatst bij de looierij werkzame machinist, net gepensioneerd, graag bereid was met mij een ronde door de machinekamer te maken en daarbij uitgebreid over de installatie en zijn werk te vertellen. Dat leverde veel informatie op, en talloze anecdotes. Het is vrij zeldzaam dat zulke "hands-on" verhalen nog vastgelegd kunnen worden.
Maar verder diende de documentatie geheel op de klassieke wijze te verlopen: ter plaatse! Met andere woorden: fotograferen, opmeten, schetsen en uittekenen. Omdat de machine zelf hoogstwaarschijnlijk in een museum behouden zou blijven, hoefden niet alle fijne details in extenso te worden vastgelegd. Hoewel .... omdat er waarschijnlijk véél tijd zou gaan verlopen vóór er sprake kon zijn van een complete wederopbouw in het museum, was het beslist wél gewenst, om al die details die voor een verantwoorde (authentieke) wederopbouw essentieel zijn, zeer nauwkeurig vast te leggen. Anders wordt zo'n wederopbouw al gauw een heilloze puzzel.