overgenomen uit Gas-, petroleum- en benzine motoren; G.J.A. Steen; Sijthoff, Leiden; 1898.
De heer v. Rennes maakte eerst ook gasmachines, maar nu hoofdzakelijk nog petroleum motoren. In de gravure valt de eenvoudige constructie van de machine op.
Het vermogen van de motoren bedraagt 8-30 E.P.K. Het aantal omwentelingen per minuut is maximaal 225.
Eene eigenaardigheid van de Rennes-machine is, dat de cilinder voor en achter ondersteund is: de losse cilinderkop aan de krukaszijde wordt op het frame vastgeschroefd, evenals die aan de achterzijde. De cilinder heeft eene bijzondere constructie. De losse gegoten ijzeren kop is achter inwendig uitgehold, om de laadruimte te vormen. Het inlaatkanaal is in het hart. De andere losse kop is een zware gegoten ijzeren ring. Ze worden aan elkaar bevestigd door horizontale trekstangen, waarbij de gegoten ijzeren voering en daar omheen de gesmeed ijzeren mantelplaat vastgeklemd worden. Door de ringvormige ruimte tusschen de voering en mantel circuleert koelwater. Men ziet de moeren der trekstangen in de figuur tegen den plunjer afsteken.
De grootere lengte van het geheel wordt verklaard door de constructie van den plunjerzuiger. Deze zuiger bestaat uit een gegoten ijzeren lichaam in den vorm der locomotief-zuigers, met een langen stalen cilinder er omheen. Deze is afgedicht door een lederen manchet, slechts aangedrukt, wanneer in den cilinder grootere spanning heerscht dan daarbuiten. De tap, waaraan de drijfstang aangrijpt, is licht kogelvormig.
De machines werken volgens het viertact-systeem. Bij den uitgaanden slag van den zuiger wordt door het vacuüm in den cilinder de inlaatklep geopend, waardoor lucht uit eene wijde buis, die tevens dienst doet als geruischdemper, vrij kan instroomen. Bij het openen der klep komt een gaatje in de zitting vrij, waardoor petroleum binnen komt. Deze wordt direct door de lucht verstuifd en medegevoerd in den verdamper. Deze staat met de gloeibuis in open verbinding. De lading wordt door de gloeibuis ontstoken, wanneer zij door compressie ontplofbaar is geworden. Beide zijn met een plaatijzeren cilinder omgeven, waarvan de bodem een gat heeft tegenover de gesmeed ijzeren gloeibuis, die met een gegoten ijzeren dop gesloten is. Onder het gat is eene petroleum-blaaslamp geplaatst, die gloeibuis en voorwarmer verhit.
Bij terugkeerenden slag heeft compressie plaats, waardoor de inlaatklep gesloten wordt. Op het doode punt van de zuiger heeft ontploffing plaats, gevolgd door expansie. Keert de zuiger om, dan wordt op dat oogenblik de uitlaatklep door eene nok op de krukas via een horizontalen hefboom geopend, zoodat de verbrandingsproducten ontsnappen. Een centrifugaal-regulateur, op een as vòòr het frame geplaatst en vanaf de krukas bewogen, regelt den gang der machine door bij te snellen gang de uitlaatklep met behulp van de trekstang of in het andere geval met behulp van den horizontalen hefboom geopend te houden. Er ontstaat geen vacuüm, de inlaatklep blijft gesloten. Dit duurt, totdat de machine haar normalen gang heeft en de regulateur trekstang of hefboom vrijlaat. De petroleumtoevoer is met eene kraan te regelen. Geruisch en reuk van verbrandingsproducten worden zooveel mogelijk weggenomen, door ze na den cilinder door een afblaasketel met watercirculatie te leiden.