overgenomen uit Gas-, petroleum- en benzine motoren; G.J.A. Steen; Sijthoff, Leiden; 1898.
Bij deze machine wordt de lucht in fijn verdeelden toestand door den benzinevoorraad gevoerd, waarbij zij dan geheel met benzinedampen verzadigd wordt. Van de hoeveelheid lucht hangt dus ook de quantiteit van de verdampte benzine af.
Om nu eene goed ontbrandbare lading te vormen, wordt nog eene zekere hoeveelheid versche lucht toegevoegd. De verdamper is geheel gescheiden van de machine. De ontsteking geschiedt hier door eene electrische vonk, waarbij de stroom door magneetinductie opgewekt wordt.
De verdamper bestaat uit een reservoir, dat door een buis met de machine en door C” met de buitenlucht in verbin- ding staat. C" heeft dicht bij den bodem eene sproeivormige uitmonding. Ontstaat er nu bij den uitgaanden slag een vacuüm in den cilinder, dan plant zich dit naar het reservoir voort, waardoor de lucht fijn verdeeld uit C" door de benzine stroomt en hier verzadigd wordt.
Het reservoir is met een mantel omgeven, waarin in den winter warm water gevoerd wordt, om de benzine te verwarmen bij het aanzetten der machine. Is deze eemnaal in gang, dan gebruikt men hiertoe het verwarmde koelwater van de machine zelf. De bodem kan door de ontwijkende verbrandingsproducten verwarmd worden.
Een vlotter dient om het niveau in het reservoir kenbaar te maken. Brandgevaar bij de benzinemotor ontstaat voornamelijk door het vullen van een open reservoir in de nabijheid van een licht of van eene vlam in het algemeen.
Om dit te voorkomen, wordt hier het gesloten reservoir gevuld door een handpompje, dat in de gesloten leiding is aangebracht. Gedurende het vullen wordt de luchtkraan geopend, om aan de lucht gelegenheid te geven te ontsnappen. Evenals bij de gasmotoren zou het ook hier kunnen voorkomen, dat de nieuwe lading door de gedeeltelijk achtergebleven verbrandingsproducten aangestoken werd op het oogenblik, dat de verbinding met het reservoir nog niet afgesloten is. Om het gevaar voor een zoogen. terugslag te vermijden, heeft men de volgende inrichting gemaakt. Ten eerste heeft men in de leiding naar de machine eene klep aangebracht, die bij overdruk automatisch sluit; terwijl zich in dezelfde klepkast eene naar buiten openende klep bevindt, waardoor de verbrandingsproducten van de vroegtijdig verbrandende lading ontwijken kunnen. Eindelijk mondt de leiding in een bak op het reservoir uit, waarin het aanwezige grind het voortplanten van de vlam naar het reservoir verhindert. Verder doet het grind nog dienst, om de eventueel mechanisch meegevoerde vloeibare benzine achter te houden.
Om te vermijden, dat toevallig bij de uitmonding van de luchttoevoerbuis C" aanwezige vlammen naar binnen slaan, is deze uitmonding van ijzergaas voorzien.